Top menu

MINI MIDI & MAXI

De komende maanden zijn er in maar liefst vijf mode-exposities in Nederlandse
musea. De origineelste heeft het Rotterdamse Schielandshuis dat uitpakt met de
totaal onbekende Cargelli. “Pucci, Gucci, Capucci – in dat rijtje Italiaanse
ontwerpers pas ik ook”, moet Carl Gellings na zijn afstuderen in 1952 aan de
Rotterdamse kunstacademie hebben gedacht, en noemt zich voortaan Cargelli. Hij
begint een atelier op zijn zolderkamer en
opent iets later boutique Casa di Mode.

Naast de kleding voor steeds meer Rotterdamse modebewuste vrouwen,  ontwerpt hij kostuums
voor de toneelgroep de Rotterdamse Comedie en bedrijfskleding voor onder andere
benzinebedrijf Esso en de Euromast. Ook de eerste generatie televisiesterren draagt
in de jaren vijftig zijn kleding, zoals Karin Kraaykamp die afgelopen zondag de
tentoonstelling opende.

Ondanks de televisie is Cargelli altijd een locale beroemdheid gebleven. In de landelijke
pers moest hij het afleggen tegen Amsterdamse tijdgenoten als Max Heymans. Toch
was Cargelli bijzonder productief met ieder jaar vier shows – bij elkaar meer
dan tienduizend creaties – waarvan het Schielandshuis ruim vijftig worden geëxposeerd.

Volgens Sjouk Hoitsma, modeconservator van historische museum het Schielandshuis, is de
aanleiding voor het Cargelli retrospectief het erg magere lemma over hem in het
boek Mode in Nederland uit 2006. Zonde, vond ze, want Gellings die in maart tachtig wordt, beschikt over een uitgebreid
archief en is met zo’n driehonderd ontwerpen plus documentatiemateriaal goed
vertegenwoordigd in verschillende museale kostuumcollecties.

De expositie Cargelli, Rotterdamse couture is verdeeld over vier zalen en opent met een traditioneel tableau van zo’n
vijftien kledingstukken op poppen. Digitale beeldschermpjes met ontwerpschetsen
en foto’s waarop te zien is hoe, en door wie de geëxposeerde kleding is
gedragen, wekken de ontwerpen tot leven. Het oudste ontwerp komt uit 1952 en is
een dromerige baljurk met een strapless kanten bovenlijfje en een lange rok van
een wolk tule. In de brede selectie van zomerse jurkjes, jasjes, cocktail- en
avondtoiletten valt nog geen typerende Cargelli stijl te ontdekken, of het
moeten details zijn zoals buitensporig grote knopen of op onverwachte plaats
opgenaaide bloemetjes. Overheersend is het New
Look
silhouet van Christian Dior uit 1947 met het accent op de taille en breed
uitwaaierende rokken.

Na twee zalen wordt Cargelli’s talent duidelijk: hij zag op straat waar het naar toe
ging met de mode. Halverwege de roerige modejaren zestig, begin zeventig maakte
de Rotterdammer alle karakteristieke ontwerpen uit die tijd: mini, midi en
maxi-rokken en jurken, cape-achtige jassen, tunieken en hotpants en dat alles
uitgevoerd in aparte stoffen, felle kleuren en psychedelische dessins. Cargelli
zat strak op de tijdsgeest, maar een overtuigende eigen stijl heeft hij nooit
ontwikkeld. Vermoedelijk zijn dat, samen met de stijgende loonkosten en de
groeiende vraag naar meer betaalbare hippe kleding, de redenen waarom hij in
1974 op 44-jarige leeftijd zijn salon moet sluiten. “Van de tachtig getoonde
modellen, verkocht ik er zestien”, zegt hij in een van de vele krantenknipsels op
de expositie. Daarna ging hij lesgeven op de kunstacademie. Later verhuisde Carl
Gellings naar de Franse Dordogne, waar hij nu nog steeds kleding voor zijn
vrouw ontwerpt.

Om Cargelli’s ontwerpen in een historische context te plaatsen zijn twee van zijn
creaties omringd door ontwerpen van tijdgenoten als Dick Holthaus, Ferry
Offermans, Cees Terleth en de mediagenieke Max Heymans. De opstelling, op zich
een goed idee, bewijst helaas vooral dat Nederland in de jaren vijftig en
zestig als modeland weinig voorstelde en grossierde in kopieën uit het
buitenland. Een markt was hier zeker voor, en het kopiëren gebeurde vaak op een
hoog niveau en met fantasie.

Toch zal de bezoeker zich in het Schielandshuis geen seconde vervelen. Cargelli, Rotterdamse couture schetst
aan de hand van mode-illustraties, interviews, meters opengeslagen plakboeken
vol stofstalen, schetsen en recensies een helder tijdsdocument. Juist door niet
in te zoomen op een bekende modester maar op al het moois dat Cargelli bewaarde
over zijn carrière gaat de mode veel meer leven.

EERDER GEPUBLICEERD IN NRC.NEXT

 

Cargelli Rotterdamse Couture.
T/m 18 april. Historisch Museum Rotterdam Schielandshuis. Korte Hoogstraat 31.
www.historischmuseumrotterdam.nl
     

Ooit was er een
Modemuseum in Den Haag. Toen dat in 1984 werd opgeheven ging de collectie – de
grootse historische kostuumcollectie van Nederland – naar het Haags
Gemeentemuseum.

Is met alle aandacht die er nu in musea voor
mode is, dit jaar maar liefst vijf exposities, de tijd rijp voor een nieuw
Nationaal Modemuseum? Zes jaar geleden opperden de directeuren van het Centraal
Museum in Utrecht en het Haags Gemeentemuseum
het plan voor zo’n nationaal mode-instituut met expositieruimtes en een
documentatiecentrum. Modetentoonstellingen hoefden volgens Sjarel Ex en Wim van
Krimpen dan niet langer in musea plaats te vinden. Het plan strandde omdat het
Amsterdamse Rijksmuseum zijn kostuums in eigen beheer wilde houden.

In
de afgelopen maanden onderzocht de werkgroep ‘Signalementen’ van de
opleiding Museumstudies van de Universiteit
van Amsterdam (UvA) de rol,
functie en het
belang van mode in de Nederlandse musea.

Studenten
onderzochten de verschillende modecollecties
en interviewden conservatoren. De conclusies is dat zowel
conservatoren als museumdirecteuren geen behoefte hebben aan Modemuseum. Wel
streven conservatoren naar een digitaal modemuseum waar de verschillende
kostuumcollecties aan gelinkt zijn. Info: www.textielcommissie.nl

Gerelateerde Artikelen:


Reageren is niet (meer) mogelijk.