Top menu

Wiskunde in stof

Het patroon is de plattegrond van een kledingstuk. Els Roseboom: ‘Ik kruip in het hoofd van de modeontwerper’

Patroontekenaar Els Roseboom is een onmisbare schakel in de
mode-industrie. Iedereen kan een leuk schetsje van een jurk maken, maar de
kleding moet ook gemaakt kunnen worden. ‘Zonder patronen heb je niets’, zegt
Els Roseboom (29).  Grote modemerken als
Gstar en Elle, maar ook veel jonge ontwerpers huren Roseboom in om hun
tekeningen te vertalen in de ‘plattegrond’ van een kledingstuk. Daarbij komt
nog creativiteit kijken en Roseboom krijgt vaak lof voor haar vrouwelijke en
modieuze handschrift. ‘Mijn patronen zien er lekker uit, ik geef de kleding
sjeu. Ik kruip in het hoofd van de modeontwerper.’

Roseboom heeft altijd voeling met stoffen en interesse in
techniek gehad. Als tiener naait ze haar eigen kleding. Patronen uit bladen
verandert ze naar haar smaak. Al tijdens haar opleiding – de MTS voor kleding
in Den Haag en later de kunstacademie Artez in Arnhem – heeft ze volop werk.
Ontwerpers die toen al klant bij haar waren, zoals Viktor & Rolf, Jan
Taminiau, Mada van Gaans en Percy Irausquin, hebben inmiddels carrière gemaakt.

Roseboom loopt tijdens de MTS stage in Antwerpen bij een
bedrijf waar ontwerpers als Dries van Noten en Walter van Beirendonck hun
patronen laten maken. Bij het Antwerpse bedrijf hadden ze haar graag gehouden,
maar Els Roseboom wil zelf leren ontwerpen. Met bergen eigengemaakte kleding
doet ze toelating aan de afdeling modevormgeving van ArTEZ. Ze wordt meteen
aangenomen. Vanzelfsprekend is de technische kant van het vak een eitje.
‘Patronen uitvoeren is voor mij gemakkelijk. Het ontwerpen van een collectie
ging op school moeizamer. ‘Het afbakenen van grenzen in mijn eigen ontwerpen
vond ik moeilijk. Als ik een patroon maak voor een ander, dan zijn de grenzen
al aangegeven.’ Te veel vrijheid maakte Roseboom onzeker. Een carrière als
modeontwerper leek er in eerste instantie niet in te zitten. Met haar
examencollectie haalde ze wel een negen voor ontwerpen.

Na haar afstuderen in 2002 gaat ze niet aan de slag als
ontwerpster en ze begint ook geen patronenbedrijf, dit tot teleurstelling van veel
ontwerpers. Ze wil dat gewoon niet, ze is er al zo lang mee bezig. Een half
jaar beantwoordt ze telefoontjes bij Orange. Langzaam begint ze zich te
realiseren dat ze wegloopt van haar talent. Ze kan als een van de besten van
Nederland, patronen en collecties uitvoeren. Van klanten hoort ze vaak dat het
mooier is geworden dan de tekening. ‘Percy Irausquin zei altijd dat ik zijn
schetsen tot leven bracht.’

Dan besluit ze toch een patronenbedrijf te beginnen. In een
ruim souterrain aan de Amsterdamse Rozengracht worden ontwerptekeningen met de
hand of digitaal omgezet in patronen. Er werken inmiddels vier mensen. Ze maken
niet alleen de patronen, maar doen ook proefmodellen
en showstukken. Roseboom verzorgt voor verschillende merken en ontwerpers ook
de productiebegeleiding. ‘Ik vind het heel belangrijk dat dingen goed en mooi
gemaakt worden. Ik laat de ateliers zien hoe ze dingen moeten stikken.’

De ontwerpers die Roseboom benaderen doen dat volgens haar
omdat ze zelf niet uitblinken in patroontekenen. ‘Patronen maken is wiskundig
werk, 2D omzetten in 3D. Je moet gevoel voor vorm hebben en een kledingstuk
kunnen visualiseren en vooruit kunnen denken om handige stappen te nemen.’

Ze merkte dat veel ontwerpers moeite hebben een idee
(ontwerp) goed om te zetten naar een commercieel product. ‘Mode is business.
Ideeën zijn belangrijk, maar vervolgens moet je het confectiegericht aanpakken.
Het beste, leukste, nieuwste en mooiste ontwerp moet toch gewoon in een fabriek
gestikt kunnen worden.’ Om de kloof te verkleinen tussen de creatieve
ontwerpers en de confectie-industrie gaat ze af en toe stevig in discussie. ‘Zelf
kunnen ontwerpers de link met confectie niet leggen. Het zijn verschillende
werelden die totaal niet geïnteresseerd zijn in elkaar. Een atelier wil snel
stikken, want alles moet zo goedkoop mogelijk. Een ontwerper moet concessies
doen dat betekent soms dat hij zijn ego aan de kant moet zetten.

Uit de praktijk weet Roseboom hoe onhandig ontwerpers zijn.
‘Soms klopt een tekening niet, wordt alleen een voorkant ontworpen! Moet ik
verzinnen hoe de achterkant eruit zit?’ Zulk gebrek aan verantwoordelijkheid
over het eigen werk verbaast Roseboom.

Momenteel wordt ze door de nieuwe generatie ontwerpers
minder vaak ingeschakeld dan een paar jaar geleden. ‘In Nederland wil iedereen
altijd alles zelf doen. Dom hoor. Ze moeten samenwerken met patronenmakers en
naaiateliers, want je kunt het zien als kleding gemaakt is op basis van slechte
patronen. Het zit gewoon niet goed. In België besteden ontwerpers hun patronen
wel uit.’ Geldgebrek, weet Roseboom is een obstakel. Voor een goed patroon moet
betaald worden. Een patroondeel kost vijftien euro en een kledingstuk telt soms
wel vijftig delen. ‘Ik kan aan de diversiteit van een collectie zien hoe
serieus een ontwerper zijn vak neemt.’

 Ze is teleurgesteld
over de waardering van haar vak. ‘In België word je als patroontekenaar
respectvol benaderd. In Nederland krijg je nooit credits, al heb je hard
gewerkt en de hele collectie gemaakt. Je hebt een grote verantwoordelijkheid:
één foutje in een patroon en een hele productie loopt mis.‘

EERDER GEPUBLICEERD IN NRC HANDELSBLAD

Gerelateerde Artikelen:


, , , ,

Reageren is niet (meer) mogelijk.