Top menu

Flashback Parijs 1970-1980

De modejaren zeventig en tachtig. Wie ze heeft gemist, of
wie weer eventjes wil zwelgen in nostalgie, reist af naar Parijs. Van jaren
zeventig bloemetjesjurken van Cacharel, vrolijke breisels van Sonia Rykiel tot
het zwarte leren jaren tachtig geweld van Claude Montana en de sprookjesmode
van Thierry Mugler.

Alsof hij een journalist was die echt vééél te laat zijn
stuk, een kroniek over de modeshows van de jaren zeventig en tachtig,
inlevert. Dat was, zegt curator Olivier Saillard het gevoel achter Histoire Idéale de
la Mode Contemporaine, vol. 1: 70-80,
een
omvangrijke modetentoonstelling tot 10 oktober te zien in het Museum Les
Arts Décoratifs in Parijs.
Modeliefhebbers zien daar een
mooie doorsnee catwalk-kleding en modevideo’s van 1971 tot en met 1988 van
onder andere Yves Saint Laurent, Claude Montana, Anne-Marie Beretta, Issey
Miyake, Christian Lacroix en nog twintig andere soms legendarisch namen uit de
jaren zeventig en tachtig die alweer een tijdje – de een langer dan de ander –
van de moderadar zijn verdwenen.

 Video’s zijn op Histoire Idéale de la Mode prominent aanwezig.
Bij de ontwerpen van elke designer hangen soms wel vijf schermen. Juweeltjes
zijn de video’s van jaren tachtigster Thierry Mugler, nu bekend om zijn
succesvolle Angel parfum. Mugler gaf
in 1984 op het hoogtepunt van zijn succes een spektakelshow in het Parijse Zénith
theater waar vierduizend bezoekers grif vijftig euro entree betaalden en
tweeduizend journalisten waren uitgenodigd. Het publiek werd overdonderd door
vijfendertig barokke modethema’s en maar liefst tweehonderdvijftig outfits –
dat is ruim tweehonderd outfits meer dan ontwerpers tegenwoordig showen.

Madelief Hohé (1973),
conservator van het Haags Gemeentemuseum, bezocht de tentoonstelling en
vond het een feest van herkenning. Niet omdat ze de modejaren tachtig bewust
meemaakte – als tiener lette ze op jeugdkleding in plaats van Parijse high fashion-trends
– toch herkende ze veel kledingstukken. “Ik zag allemaal kleding die ook in ons
museumdepot zit. Onlangs schonk iemand jumpsuits van Thierry Mugler. Kleding
uit de jaren negentig dragen mensen nu nog, maar die uit de jaren tachtig komt
dus nu het museum binnen.”

De flashback van het Parijse modemuseum op de jaren zeventig
en tachtig juicht ze toe. “Een tijdje terug vonden we een heleboel dingen
lelijk die we nu weer mooi vinden.” Ook ziet Hohé veel linken met het huidige
modebeeld, en ze prijst het aspect van tijdloosheid. “Van veel denk ik, wauw
dat is nog steeds heel mooi.” Volgens Hohé is de tentoonstelling ook een
aanrader omdat ze er ontwerpers en kleding ontdekte die de
modegeschiedenisboekjes nooit haalden, zoals de buiten Frankrijk onbekende
ontwerper Marc Audibet.

Het zal geen toeval zijn dat Audibet verantwoordelijk is
voor één van de favoriete modemomenten van curator Olivier Saillard. Een video
toont modellen in perfect zittende stretchkleding. “Het verwerken van rekbare
lycra in modieuze kleding is begin jaren tachtig iets nieuws,” zegt Saillard.
“Ook revolutionair is dat Audibet tijdens zijn show in 1986 een repeterende
soundtrack draaide van de avant-garde componist Philip Glass.”

De tentoonstelling opent ingetogen met elegante outfits van
Frankrijks modegod Yves Saint Laurent. Op de muur komen journaalbeelden uit
1971 voorbij van een show die een hommage is aan de jaren veertig. In Frankrijk
leverde deze show een schandaal op. Olivier Saillard: “De korte rokken, brede
schouders en platformschoenen zoals ze in de jaren veertig werden gedragen,
waren een reactie op de Nazi bezetting van Parijs gedurende de Tweede
Wereldoorlog toen Françaises rokken uit gordijnen maakten en jasjes droegen van
mannenpakken en hun haardos bedekten onder tulbanden.” Het was destijds volgens
Saillard een tamelijk arrogante look, niet iets dat men verwachtte van vrouwen
in een bezet gebied. “De reden dat de collectie een schandaal veroorzaakte, was
dat Yves Saint Laurent er geen rekening mee had gehouden dat zijn couture
klanten niet herinnerd wilden worden aan de oorlog. Terwijl voor Saint Laurent
slechts sprake was van een trend, immers zijn vriendinnen waaronder Paloma
Picasso, kleedden zich in jaren veertig kleding van de vlooienmarkt.”

Het is interessante achtergrondinformatie, maar het maakt
van de tentoonstelling wel een erg Frans verhaal. Gelukkig maakt de
aanwezigheid van de vele modevideo’s de tentoonstelling toegankelijk en
levendig.

Een nadeel van al dat bewegende beeld vindt Madelief Hohé
dat de poppen daardoor extra statisch worden. Maar de extra informatie die de
filmpjes opleveren zijn volgens haar een groot voordeel. Zoals de gebeeldhouwde
kapsels bij Claude Montana, de glamour jaren zeventig make-up en de
verschillende manieren waarop de modellen bewegen. Dit alles geeft Histoire Idéale de la Mode een extra
dimensie. Want is het niet geweldig om te weten hoe begin jaren zeventig
modellen lachend, kletsend en gearmd over de catwalk wervelden en dat
fotografen nog niet waren verbannen naar het uiteinde van de catwalk en op de
rand van het podium zaten of hingen en zo de frontrow het zicht ontnamen? De jaren zeventig shows vormen een
groot contrast met de jaren tachtig presentaties, shows
zijn dan grootschalige, theatrale producties, met als toppunt de Parijs Zénith
show van Mugler.

Olivier Saillard, inmiddels benoemd tot conservator van het andere Parijse modemuseum Muséé Galliera,
besteedde veel tijd aan het opsporen van de videofragmenten. Voor de
jaren tachtig shows was het INA (het Franse televisie
archief) een
vruchtbare bron. Lastiger was moois te vinden uit de jaren
zeventig, want ook de modehuizen hadden niets bewaard uit die tijd. De redding
kwam uit Duitsland in de vorm van het ook in Nederland uitgezonden
modeprogramma Neues vom Kleidermarkt
van modejournaliste Antonia Hilke.

Er is één show waarvan Saillard het betreurt dat hij er
niets over heeft kunnen vinden: de eerste show van het Japanse Comme des
Garçons in Parijs. “Dat is de heilige graal van de
jaren tachtig. Dat was het moment waarop de Japanners doorbraken met hun zwarte
destroy lappenmode en van zwart de absolute modekleur maakten.”

 Wat Madelief Hohé miste op de tentoonstelling waren jeugdculturen.
“Ik vond alles erg mevrouwig. De tentoonstelling zou nog beter zijn geweest met
straatkleding – zoals de punkoutfits van Vivienne Westwood uit de jaren
zeventig. Het was nu vooral een modisch verhaal en niet een realistisch tijdsbeeld,
terwijl het juist voor jongeren zo’n interessante tijd was.” Wie er wat haar
betreft ook bij hadden gemoeten waren de Italianen Versace en Armani.
Mannenmode ontbreekt in Parijs,  op een
enkele outfit van Issey Miyake na.  Als
Hohé zo’n tentoonstelling mocht maken – en dat zou zomaar kunnen, de kleding
zit immers in het depot – zou ze naast straatmode ook de baanbrekende Armani
naar voren schuiven die soepel vallende voeringloze mannencolberts introduceerde.

Heeft Saillard zelf nog iets opgestoken van zijn
tentoonstelling? “Wat de jaren tachtig betreft heb ik mijn oordeel herzien. Iedereen
zegt: ‘Oh de eighties die waren redelijk chic maar ook spuuglelijk’. Het
tegenovergestelde is waar. Het was een belangrijke tijd, een decennium waarin
veel vormen zijn uitgevonden. Mugler
en Montana stonden aan de oorsprong van het jaren tachtig silhouet met brede
schouders en brachten theater in de mode. Nog steeds is hun werk een schatkamer
voor nieuwe generaties modeontwerpers.”

De expositie
eindigt met de organische vormgegeven ontwerpen van de Spaanse, vergeten, ontwerpster
Sybilla en de overdadig geborduurde poëtische jassen van de Italiaanse Romeo Gigli.

“Als ik aan de
jaren tachtig denk, zijn dat niet meteen de eerste ontwerpers waar ik op kom”, zegt Hohé. Wat ze dan wel had
verwacht, weet ze eigenlijk niet zo snel.  Hohé’s Parijse collega verklaart zijn keus. “De jaren tachtig eindigen met een
romantische, menselijke vrouw die hevig contrasteert met de bekende powerwoman
van Mugler en Montana.”

In oktober opent
het vervolg van de expositie met recente mode uit de jaren negentig en nul. Saillard
is nog druk bezig met het samenvatten van deze tijdperken. Hij onthult met
welke ontwerper hij de serie afsluit: Nicolas Ghesquière, artistiek directeur
van Balenciaga. “Hij is zonder enige twijfel de ontwerper waarvan zijn invloed
nu al bepalend is.”

Madelief Hohé kijkt
uit naar deel twee. Dat er dit keer veel te zien zal zijn waar we bij wijze
spreken nog steeds in lopen, vindt ze geen bezwaar.
“We kennen die
kleding uit de modebladen, en het is belangrijk dat mensen het eens van
dichtbij bekijken. Catwalkmode is financieel voor een klein groepje weggelegd, en
de groep die het kan dragen is nog kleiner.” Balenciaga als afsluiter vindt ze
een goede keus, maar ze hoop dat Alexander McQueen er ook bij zit. “Als dat
niet zo is dan ontstaat een scheef beeld. Riccardo Tisci voor Givenchy moet er
ook bij. Wauw, heb je laatst die coutureshow van hem gezien?”

 Histoire idéale de la mode
contemporaine vol. 1: 70-80. Tot 10 oktober. Musée des Arts
Décoratifs, Paris,
www.lesdecoratifs.fr.

 

EERDER
GEPLAATST IN HET PAROOL

Gerelateerde Artikelen:


Reageren is niet (meer) mogelijk.