Top menu

Madame Chanel werd hij genoemd, Max Heymans

Vanmorgen hoorde ik op radio 1 een documentaire over de in 1918 geboren couturier Max Heymans. Madame Chanel werd hij genoemd, vanwege zijn liefde voor de Parijse mode en zijn excentrieke verschijning: soms gewoon in spijkerbroek, dan weer in een jurk. Geld was niet belangrijk, als het maar ‘tres haute couture’ was.

De documentaire is samengesteld door Laura Stek met medewerking van Maaike Feitsma, die een scriptie over hem schreef, en Joetta Honnebier van de stichting Haute Couture. Een paar jaar geleden schreef ik een verhaal voor Elsevier Stijl over de couturier. Ik sprak onder andere Henk van der Meyden, jarenlang roddeljournalist van de Telegraaf, die met pagina grote verhalen zijn goede vriend Heymans bekend maakte en het modecultboek ‘Knal’ schreef.

Dól was hij op z’n vak dat hij tot op hoge leeftijd uitoefende. Max Heymans. Maar wie herinnert zich hem nog? Zijn naam valt gegarandeerd eens per twee jaar. Als naamgever is de couturier sinds 1982 verbonden aan de Max Heymans-ring. Als eerste schuift de legende van de Nederlandse couture die modeprijs om zijn eigen vinger. Maar ook rondom een legende kan het oorverdovend stil worden.

Op de tentoonstelling Haute Couture in het Haags Gemeentemuseum zijn van Heymans een cocktailjurkje en een mantelpak te zien. De couturier, die in 1997 op 79-jarige leeftijd overlijdt, zou het zelf knál vinden dat het huppeldepup museum in Den Haag zijn denderende ontwerpen toont. Niemand spreekt zo’n vreemd taaltje als Heymans.’Knal, huppeldepup, doodchique en denderend, typische zijn woorden die Heymans overvloedig bezigt.

De Joodse Heymans beleeft zijn hoogtijdagen in de jaren vijftig en zestig. Zijn bewogen carrière is goed gedocumenteerd. Maaike Feitsma studeerde in 2006 af met een doctoraalscriptie over hem. Belangrijke bron is “Knal”, Heymans’ memoires, uit 1966. Bijna een halve eeuw later onthult Henk van der Meyden tegenover Elsevier dat hij destijds als ghostwriter het levensverhaal van zijn goede vriend Max heeft opgetekend.

“Knal” komt tot stand aan de bar. Jarenlang frequenteren beide heren Amsterdamse etablissementen als Hoppe. “Ik heb enorme bewondering voor hem, zoals hij uit het niets een carrière opbouwde. Na de oorlog maakt hij de eerste jurken van gordijnen,“ vertelt sterrenmaker Van der Meyden die in de jaren zestig menig pagina vult over zijn vriend in De Telegraaf. Uit die krant scheurt Heymans’ moeder inmiddels precies honderd jaar geleden voor haar dan achtjarige Max een foto van een bijzondere jurk van de Franse ontwerpster Jeanne Lanvin met strepen en noppen in één ontwerp! De jurk maakt een onvergetelijke indruk op Heymans die niets liever doet dan de schaar in zijn moeders kleding zetten en die aanpast naar zijn smaak. Als tiener drukt hij zijn gevoel voor esthetiek uit in het vormgeven van winkeletalages.

In 1938 is Heymans voor het eerst in Parijs. Hij heeft daar alleen maar oog voor de mode. Zakgeld besteedt hij aan hoedenmateriaal als voiles, vogeltjes en lintjes waar hij bij thuiskomst de hoedjes van zijn moeder mee versiert, nadat ze eerst zijn verknipt natuurlijk. Heymans (na het overlijden van zijn vader, verhuist van Arnhem naar Amsterdam) verkoopt zijn gedurfde ontwerpen aan luxe zaken als Maison de Bonneterie en Hirsch & Cie in Amsterdam  De Tweede Wereldoorlog komt hij daar al hoedenmakend door. Bij gebrek aan materiaal wordt er weleens tricotondergoed met thee gekleurd en verwerkt tot een beeldig hoofddekseltje.

Meteen na de oorlog, in 1945, geeft Heymans zijn eerste modeshow in het Amsterdamse American Hotel. Enkele creaties laat hij maken van kleding van zijn moeder die vlak voor de bevrijding is omgekomen in Bergen-Belsen. Of de naoorlogse stoffenschaarse hiervan de reden is, of dat het een eerbetoon is aan zijn moeder die hem altijd steunde, is onbekend. Tragisch is dat zijn ouders niet meemaken dat hun zoon met zijn eenvoudige, elegante ontwerpen, waarvan volgens Heymans zelf “de luxe vanaf druipt” aan de wieg staat van de Nederlandse couture. De nationale modepers omarmt de modekoning die shows geeft met Parijse allure.

Altijd present is een ladyspeaker, een dame die de show traditioneel opent met de woorden l’heure de la collection. Ook noemt zij het nummer en de namen (altijd dezelfde) van een creatie zoals Rue Cambon en Chanel, toujours Chanel. Heymans klampt aan tradities en is ook trouw aan zijn modellen waaronder de donkerharige Georgette en Betty. “Ze lopen niet een show maar ‘zweven,” zegt hij in Heymanstaal.

De couturier kleedt alle bekende actrices waaronder Caro van Eyck, Mary Dresselhuys en Conny Stuart. Beatrix koopt een vijftal bonthoedjes. Een aantal ‘doodchique’ dames met rijke eega’s blijven hem altijd trouw. Heymans zelf geeft totaal niet om status.“Hij droeg altijd een donkere zonnebril, liep in een leren jekkie en een oude broek”, zegt Henk van der Meyden die zijn vriend typeert als een bohemien die niet houdt van blah blah en over rijke mensen zegt: “Ik ben vaak gelukkiger met een tientje dan al die rijken met duizenden guldens.” IJdel is hij wel. In een Parijse chique kliniek laat hij op kosten van een vriendin zijn behoorlijk grote neus verkleinen waar hij zich altijd aan heeft geërgerd.

Heymans denderende clientèle, en ook zijn vele vrienden, komen de charmante couturier financieel vaak van pas. Heymans is, zoals hij het zelf altijd verwoordt vaak court d’argent. Bij geldgebrek gaat hij ver. Een schilderij van Breitner waar hij gek op is, verkoopt hij aan Henk van der Meyden zodat hij weer een collectie kan maken. Heymans leefde voor de mode, móest kleding maken, die hij overigens altijd laat maken: “Ik kan nog geen draad in een naald steken”, zegt hij in Knal.

Het modejournaille is begin jaren zestig uitgekeken op Heymans klassieke combinaties. In 1965 schrijft Adrienne, modejournalist van de Telegraaf over de herhaling in Heymans werk. Ze heeft gelijk, Heymans werk ontwikkelt zich niet. Met modegrillen (de broek, de minirok), en de jonge generatie couturiers als Cardin en Courrèges die school maken in Parijs, heeft hij niets. “Ze zijn excentriek omdat ze niet genoeg talent hebben”, vindt hij. Coco Chanel kan in zijn ogen niets fout doen. Heymans adoreert de Française. In “Knal” staat een schitterende foto waarop Heymans nonchalant leunt tegen het Parijse hoofdkantoor van Chanel in rue Cambon – alsof het zijn modehuis is! Henk van der Meyden: “Hij was eigenlijk mevrouw Chanel maar dan zonder geld.” In Den Haag wordt aan een klakkeloze kopie van een Chaneltailleur duidelijk waar Van der Meyden op doelt. Heymans trekt zich nergens wat van aan, hij blijft bij de woorden van zijn moeder: ‘Iedereen leeft van kopiëren en imiteren. Daarom is altijd alles precies zo, maar heel anders…”

Heymans shows verlopen – vooral tegen eind – niet zelden chaotisch. In een show vallen soms onbedoelde pauzes, bijvoorbeeld omdat een plastic riem van het ene model naar het andere moest verhuizen of omdat de bruidsjurk – nog verpakt in een vuilniszak – tijdens de show pas wordt afgeleverd.  Maar Heymans weet die pauzes goed te benutten, komt dan naar beneden en roept tegen een doodchique honderdjarige dame , geheel in zwart krullerig breitschwanz-bont: ‘Er komt straks iets heel sexy, helemaal iets voor jou Huppeldepupje! ‘ En als Huppeldepupje na afloop van de show voor een paar duizend gulden graag iets wil bestellen, zegt hij: “Knal, maar ik ga nu eerst even naar het cafe een biertje drinken!”.Overigens zit er in elke collectie altijd wel een chic ontwerp dat inderdaad geweldig mooi in elkaar stak.

Hoe deze flamboyante couturier, die vooral zelf onder de indruk was van zijn beeldige ontwerpen, te plaatsen? Internationaal zou hij met zijn ‘Chanels’ niet zijn opgemerkt. Heymans staat wel voor tijdloze elegantie en in Nederland baant hij de weg voor couturiers als Dick Holthaus, Edgar Vos, Frank Govers, Frans Molenaar en Mart Visser. Van der Meyden: “Ik herinner me een brief van Mart Visser die hij mij schreef naar aanleiding van mijn verhalen over Max. Hij zou ook graag het modevak in willen.” Ook niet onbelangrijk, in “Knal”, komt Heymans uit voor zijn homoseksualiteit, een taboe in die jaren. Heymans breekt een lans voor het “zo-zijn”.

Jarenlang is hij zeer hecht met de elf jaar jongere couturier Dick Holthaus die eind jaren zestig erg succesvol is met jeugdige confectie collecties ‘geïnspireerd’ op de ontwerpen van Yves Saint Laurent.

In 1996 werkt Heymans aan een collectie die nooit af komt. Zijn slechte gezondheid speelt hem parten, Heymans ligt vaak in het ziekenhuis. Schrijven lukte hem de laatste jaren niet meer, maar hij kan nog wel feilloos een fantastische jurk op een pop spelden en nog altijd heel erg leuk tekenen.

In 1997 ‘”tuft” (Heymans’ term voor overlijden) hij af. In het ziekenhuis overlijdt hij aan een rookvergiftiging, opgelopen tijdens een brand in zijn woning en salon aan de Nicolaas Witsenstraat. Om te verkomen dat zijn bezittingen op het Waterlooplein terecht komen, en om schulden af te lossen (Heymans hoopte altijd schuldenvrij het graf in te gaan), is er een jaar na zijn dood een veiling die ruim 80.000 gulden op brengt.

Henk van der Meyden leest zijn naam nog dagelijks. Als hij de vertrouwde hoedendozen in zijn slaapkamer ziet staan moet hij altijd even aan zijn oude vriend denken.

Eerder gepubliceerd in Elsevier. Een cd van de documentaire is voor € 7,50 te bestellen via de VPRO.

Gerelateerde Artikelen:


Reageren is niet (meer) mogelijk.