Top menu

Plooien met een eigen wil

Bij plissé denk je al snel aan tuttige rokken, maar de eeuwenoude techniek kan stoffen tot levenbrengen. Dat bewijzen ontwerpers van nu.

Een vlak lapje stof tot de verbeelding laten spreken door plooien in de stof te persen.  Dat is simpel gezegd, plisseren. Het is een oude techniek, want van eeuwenoude afbeeldingen weten we dat de Egyptenaren en Grieken al ver voor Christus met precisie plisseetjes in fijne linnen weefsels maakten.

Sindsdien is er altijd fanatiek geperst en gestoomd met uiteenlopende resultaten: van plechtige plooien in kerkelijk linnen tot modieus uitwaaierende plissérokken in zwierig chiffon. Voor komende zomer is plissé een trend. Verschillende ontwerpers showden in Parijs plisseerwerk. Lanvin en Chloé, twee van de meest invloedrijke modemerken, hadden zich duidelijk laten inspireren door de klassieke oudheid.

Ontwerpster Hannah MacGibbon, een Britse die in korte tijd Chloé weer op de modekaart zette, showde een chocoladebruine jurk, van boven Grieks gedrapeerd, en vanaf het middel uitlopend in een kuitlange, tutuachtige plissérok. Lanvin toonde een grotendeels ‘gerimpelde’ collectie met nauwsluitende mini-jurkjes met plissés in horizontale richting. Zou Lanvin ontwerper Alber Elbaz trouwens weten dat op nog geen vijfhonderd meter afstand van zijn Parijse burelen het Louvre museum aan de rue de Rivoli een soortgelijk exemplaar bezit? Het gaat om een rechtvallende tuniekjurk van linnen, opgerold gevonden in een Egyptische tombe van tweeduizend jaar voor Christus.

Erg mooi hedendaags verticaal vouwwerk zit in de zomercollectie van Haider Ackermann. Zijn glanzende vloerlange plissés in felblauw en knaloranje doen denken aan de decadente discojaren tachtig.

Deze creatieve voorbeelden zijn sterk genoeg om het ietwat oubollig imago van de plissérok op te poetsen. Want wie die de mode niet op de voet volgt, denkt misschien bij het woord plissé aan de synthetische plissérokken die vrouwen massaal droegen van eind jaren vijftig tot in de jaren zeventig. Hoewel de rokken stijf oogden, verschaften ze de draagster juist vrijheid in beweging, flatteerden ze en waren ze ook nog eens strijkvrij.

De aanjager van die langdurende plissémode was Christian Dior die in 1947 in één klap doorbrak met zijn New Look. Vooral omdat vrouwen na de oorlog echt toe waren aan Diors romantische nieuwe lijn met een jasje met afgeronde schouders en smalle taille en zwierige kuitlange plissérok. Kritischer waren vrouwen over de hoeveelheid stof die de rok nodig had: drie keer zoveel als een opgeplooid model. Gezien de schaarste in de naoorlogse wereld een fel en tegendraads statement van de Franse ontwerper. Maar goed, net als bij de later bekritiseerde minirok, triomfeerde de mode.

Plisseren is een arbeidsintensief handwerk. Hoe de Egyptenaren het exact deden is onbekend. Mogelijk behandelden ze het te plisseren linnen of katoen eerst met suikerwater en speldden vervolgens de lap in plooien op een kussen en haalden het vouwwerkje eraf als het droog was. Delen van klederdrachten, waaronder mutsen en schorten en de scherpe plooien in liturgisch linnen, worden nog steeds zo geplisseerd. Nadeel van deze methode is dat zodra de stof nat wordt door wassen, de plissés als sneeuw voor de zon verdwijnen.

Iets wat overigens ook kan gebeuren met machinaal geplisseerde stoffen Voor het beste resultaat moet de stof altijd minstens zes procent polyester of polyamide bevatten, materialen die pas in de twintigste eeuw zijn ontwikkeld. Stof zonder synthetische toevoeging kan permanent geplisseerd worden door het eerst te ontvetten en vervolgens te behandelen met natuurlijk loog, een werkwijze die sinds het eind van de 18e eeuw wordt toegepast.

Een veel voorkomende machinaal vervaardigde plissé is de watteauplissé (oftewel stolpplooi of zwaluwstaartje. Deze plissé kan gemaakt worden in allerlei breedtes, kwestie van de machine afstellen. En of er nu slechts vijftig centimeter of honderd meter wordt gemaakt, het kost zo’n zeven uur om de plissés te fixeren.

Heel fijn – 7 mm – zijn de plissés van de witte beffen die advocaten bij hun zwarte toga dragen. Stomerij Loekinette in Breda, het enige plisseerbedrijf in Nederland, maakt alleen al voor de advocatuur vele meters plisseerwerk per dag. Ook voor andere opdrachtgevers voert eigenaar Louky Weerlink (63) allerlei plisseerwerk uit. Dansers van het Arnhemse dansgezelschap Introdans dansten afgelopen december in door hem geplisseerde rokken. En de dieprode jurk met geplisseerde kraag en manchetten die koningin Beatrix in juni aan had in Noorwegen tijdens het huwelijk van prinses Victoria met Daniel Westling was ook Weerlinks werk. “Iedereen die met kleding en mode heeft te maken weet mij te vinden.” Vaak gaat het om het plisseren van enkele kledingstukken. Als bedrijven gigantische hoeveelheden nodig hebben, wijken ze uit naar lagelonenlanden als China en India. Het vervaardigen van waaierplissés (verwerkt als smal aan de bovenkant en breed naar onderen zodat stof kan uitwaaieren tijdens het lopen) is namelijk erg arbeidsintensief, omdat de stof met de hand tussen twee mallen moet worden gelegd, vervolgens worden die mallen opgevouwen als een harmonica en gaan ze een uur of zeven in een stoomkast. De variatie in waaier- en andere plissés is eindeloos; plooien van vijf centimeter, of een centimeter, kunnen worden afgewisseld met een stolpplooi, enzovoort.

Afwijkende plissévormen – bijvoorbeeld de kristalplissé die lijkt op het elastische  smokwerk van meisjesjurken (populair in de jaren zeventig) – worden wel aangebracht door een machine.

 

Mattijs van Bergen (1980) heeft van plisseren zijn handelskenmerk heeft gemaakt. De modeontwerper studeerde in 2007 af aan de Britse Central Saint Martins kunstacademie. Zijn grotendeels geplisseerde afstudeercollectie ‘Dream with me’, leverde veel persaandacht en ook verkooppunten op. Het Zuiderzee Museum in Enkhuizen kocht vorig jaar drie geplisseerde outfits die verwijzen naar historische geplisseerde stukken uit de museumcollectie.

Plisseerde Van Bergen tijdens zijn studie nog wel eens zelf een proeflapje met de hand, tegenwoordig stuurt hij stoffen of uitgeknipte patronen naar een Franse fabriek die werkt voor internationale designers onder wie Jean Paul Gaultier die voor de zomer sexy transparante tops en delen van trenchcoats liet plisseren.

Het verwerken van geplisseerde stof vereist specifieke kennis. Sinds zijn afstuderen leert Van Bergen nog altijd. Het liefst komt hij tot een vorm door het draperen van geplisseerde zijde op een mannequin. Het moeilijkst is het ‘vinden’ van de juiste valling. “Soms heb ik iets in mijn hoofd, werk ik er twee dagen aan, maar lukt het niet omdat de stof iets anders wil.” De oplossing? “Luisteren naar de stof, plissé heeft een heel eigen wil.”

Van Bergens ontwerpen ogen enerzijds architecturaal, maar ze zijn ook luchtig, licht en flatterend. Dat laatste komt doordat geplisseerde stof als lucht langs het lichaam hangt,” zegt de ontwerper die vindt dat geplisseerde kleding vanwege de vele meters zwierige stof ook gauw een feestelijk tintje krijgt. Zou het daarom zijn dat in de onbezonnen jaren zeventig geplisseerde jurken van bijvoorbeeld de Britse Ossie Clark (1942-1996) zo in de smaak vielen?

In Londense vintagewinkels bestudeerde Mattijs van Bergen veel vrolijke Clark ontwerpen, maar nog interessanter noemt hij het plisseerde oeuvre van de inmiddels gepensioneerde Roberto Capucci, een van de meest inventieve ontwerpers van na de oorlog. De Florentijn Capucci (1929) mag dan niet zo bekend zijn als zijn tijdgenoten, met zijn sculpturale ontwerpen, die hij vormstudies noemde, heeft hij vele anderen geïnspireerd. Zijn wonderlijke plisséfantasieën – opstaande stroken plissé op de schouder, en in het rond geplisseerde rozetten – zien we bijvoorbeeld later terug bij de Nederlands-Chinese Fong Leng (1938). Theatraal is haar suikerzoete roze/witte ontwerp ‘Taart’ (1974) van meters stroken plissés en ‘Rups’ uit hetzelfde jaar, bestikt met verticale stroken horizontale plissé’s. Overweldigend is het gouden broekpak van geplisseerd goudlamé waarin muze Mathilde Willink in 1977 werd begraven.

Of Fong Leng, die begin jaren zeventig tot begin tachtig succes oogstte, bekend was met Capucci’s werk? Zolang de kunstenares niet wenst te praten over haar werk, dat nog steeds wordt bewonderd, is het gissen naar haar inspiratiebronnen.

Zeker is dat Viktor & Rolf hebben gekeken naar haar geplisseerde oeuvre. Hun blikvanger voor zomer 2009 was een jurk met op schouderhoogte een rond geplisseerde vorm als een schotelantenne zo groot.

In het straatbeeld mag kostbare plissé dan nooit zo opvallend aanwezig zijn geweest, onder de beau monde van begin twintigste eeuw was de Delphos, een veelgeziene geplisseerde jurk. Mariano Fortuny (1871-1949) verkocht veertig jaar lang, vanaf 1909, talloze variaties op de Delphos. De lange geplooide jurk die als een buis het lichaam volgt is net zo’n fenomeen als het mantelpakje van de legendarische Coco Chanel. De Spaanse Fortuny werkte in Venetië en inspireerde de jurk op het standbeeld van de wagenmenger van Delphi, uit ca. 470 voor Christus.

Het werk van Miyake (1938) heeft qua sfeer niets met Fortuny te maken, maar hun hartstocht voor plissé is even groot. De polyester plooisels van de Japanner zijn minstens zo bijzonder als de geplisseerde zijdes van Fortuny. Na jarenlang experimenteren – wikkelen, kreuken, krimpen en andere stof mishandelingen – lanceerde Issey Miyake in 1993 zijn label Pleats Please Issey Miyake, met plissés, heel veel plissés. Met lichtgewicht kleding als sculpturen overtreft de Japanner niet alleen Fortuny’s, maar alle plooifantasieën. Gelukkig, van veel kan iedereen nu nog genieten. Museumconservatoren hebben de techniek altijd gewaardeerd en vaak geplisseerde stukken aangekocht. Plissés zijn tijdloos en sculpturaal waardoor het iets museaals krijgt. Het is niet toevallig dat een van de eerste grote modetentoonstellingen in de jaren tachtig juist er een was van de toen net doorgebroken Issey Miyake in het Victoria & Albert in Londen.

EERDER GEPUBLICEERD IN ELSEVIER STIJL

 

 

Gerelateerde Artikelen:


Reageren is niet (meer) mogelijk.