Top menu

Modekunstenaar Fong-Leng: “Ik heb mijn eigen geluk gebouwd”

Flamboyante strohoed, flitsende zonnebril. Fong-Leng gaat op een warme dag in juli zonnig gekleed. En ze draag het fantastisch: een pantalon bezaaid met tulpen, een witte blouse, afgestyled met gestippelde sokken en een kleurige kralenarmband. Later ontdek ik nog haar glitterceintuur. Voor het interview wil Fong-Leng naar buiten, het weer is prachtig. Maar wolken dreigen. We blijven binnen, en de strohoed blijft op.

Fong-Leng woont statig in een wit huis op een steenworp afstand van het Amsterdamse Centraal Station. Het bijzondere onderkomen blijkt een regelrechte afspiegeling van de vrouw des huizes: flamboyant, creatief, uniek. Op de eerste verdieping domineren zes wit leren banken, allemaal door Fong-Leng gepersonaliseerd met verfijnde leren motieven van vooral fabeldieren, zoals feniksen, slangen en draken, die ook prominent in beeld zijn op de enorme muurbedekkende wandkleden van leer. Verspreid door de kamer staan veel (eigen) kunstwerken, sierglas, robots, dierenbeeldjes en veel boeken – over kunst maar ook ‘Sniffeltje Snorrepiet de Zingende Muis’. “Een cadeautje”, zegt Fong-Leng over het kinderboek: “Omdat ik altijd met beestjes bezig ben. Die muis kan zingen en dansen. Zo leuk!”

Ook als tachtiger is Fong-Leng nog volop creatief. Al bij de voordeur wijst ze op recent werk, twee identieke hoge lichtobjecten. Tussen het stel branden enkele felrode lampen in de vorm van wellustige monden. Sinds de jaren zeventig is de mond het logo van de modekunstenares. Fong-Leng naaide ze onder andere aan de binnenkant van de monumentale leren jassen waarmee ze modegeschiedenis schreef. En waarin Mathilde Willink, haar muze – en de muze van de magisch realistische kunstschilder Carel Willink – schitterde. “Willink, Mathilde en ik waren een drie-eenheid”, zal ze later zeggen.

Fong-Leng staat erop dat het interview ook gaat over haar recente werk. Logisch toch, zegt ze, ze staat immers volop in het leven! “Je moet creëren, je moet werken, je móet bezig blijven! Zéker wanneer je ouder wordt. Je kunnen moet je blijven uitdragen, dat vind ik heel belangrijk. Niet opgesloten zitten. Niet spiegeltje kijken, geraniums kijken.”

Vorig jaar nog exposeerde Fong-Leng in de Amsterdamse Morren Galleries. Wandkleden, kamerschermen, lampen, haar befaamde jasjurken en ook nog schitterende kettingen met joekels van halfedelstenen. Een kunstverzamelaar kocht een enorm wandkleed en een bekende Britse techno DJ schafte een kleiner werk aan. Momenteel werkt Fong-Leng aan weer een nieuw wandkleed. Gemiddelde werktijd: een jaar, soms twee. Enthousiast wijst ze naar haar laatste leren wandkleed met Chinese tekens. Ze pakt een zaklamp en schijnt op de sprookjesachtige voorstelling. “Kijk, dat is de keizerin, zij gaat op reis en is omringd door wakers die haar beschermen. Die Chinese tekens staan voor geluk”, zegt Fong Leng die tweetalig is opgevoed.” De ruiters, de paarden, alles is tot in de finesse uitgewerkt. Een ander enorm kleed heeft een omlijsting van gekko-hagedissen. Negenennegentig stuks. Niet dat Fong-Leng dat getal van te voren had bedacht. “Elk werk groeit onder mijn handen. Of het nou een jurk is, een lamp, een wandkleed, een meubel of een ketting gemaakt van halfedelstenen die ook aan de muur kan hangen als kunst.” Hoe ze haar werk zelf omschrijft? “Niemand doet dit.”

Ze vindt een werk geslaagd als er sprake is van harmonie. “Je moet goed de richting weten en het dan zo organiseren dat er een lijn ontstaat.” Dat gaat haar goed af, zegt ze, omdat ze altijd een groot bedrijf heeft gehad. “Het ondernemende zit in mijn genen, mijn grootvader had een groot scheepvaartbedrijf.”

Carla Maria Fong-Leng Tsjang werd in Rotterdam geboren als derde in een gezin van vier kinderen. Haar moeder was Nederlands, haar vader Chinees. Fong-Leng: “Het was een warm gezin en een gék gezin. Een gemixt gezin werd in die tijd helemaal niet geaccepteerd.” Ze leed er niet onder. “Absoluut niet. Op school zaten verschillende nationaliteiten. Ja, ik werd uitgescholden voor spleetoog of pinda-chinees. Dan ging ik natuurlijk terugschelden, haha. Bloemkool!”

Haar Chinese afkomst heeft ze in haar werk nooit verloochend. “Ik probeer altijd mijn roots naar boven te brengen. Zie dat Chinese maar eens te mengen met het Nederlandse, soms sta ik in tweestrijd. Maar dat is eigenlijk ook heel interessant, want ik weet niet wat er te voorschijn komt.”

De familie Tsjang woonde gedurende de oorlogsjaren op Katendrecht. Toen een rauwe, spannende havenbuurt waar de grootste Chinese gemeenschap van Europa was gevestigd. “Kind,” zegt ze, “die buurt schijnt zo hot te zijn tegenwoordig. Jeetje!” Terug naar Katendrecht is ze nooit geweest. Maar daar komt verandering in. Regisseur Deborah Faraone Mennella, die eerder een documentaire maakte over kunstenares Marte Röling, benaderde Fong-Leng. Gelaten: “Nou ja, ze vindt mij een interessant wezen. Ik heb niet meteen toegezegd, want zoiets vergt heel veel tijd.”

Eigengereid als Fong-Leng haar hele carrière is geweest, houdt ze het liefst ook zelf de regie over de documentaire: “Ik wil er mijn ideeën in kwijt.” Omdat ze erg veel houdt van dieren, draaiden ze al in Artis. “Wist je dat daar geen wilde dieren meer zijn! Geen tijgers, geen beren, panters of ijsberen!”

Katendrecht staat ook op het verlanglijstje van de kunstenares. “Ik wil dat we dan gaan varen. Ik wil geen saaie beelden, ik had ook geen saai leven.”

Als modeontwerper brak Fong-Leng door in de wilde Amsterdamse jetset-jaren-zeventig met de meest extravagante creaties. Denk: veel stof, veel prints, veel kleur, veel frutsels, veel van alles. En dat alles wervelde letterlijk tijdens haar spraakmakende shows met een charismatische en dansende Fong-Leng als model in het middelpunt. De klassieke couture van de dan bekende Nederlandse couturiers Max Heymans, Frans Molenaar en Frank Govers verbleekte bij Fong-Lengs creaties, genaamd Drakenmantel, Poema-pak, Tijgerjurk en Taart-cape. Stuk voor stuk onconventionele ontwerpen die nog decennia later dienden als bron van inspiratie. In 2003 gaven Viktor & Rolf in Parijs een show geïnspireerd op Fong-Lengs werk. Verbolgen: “Ik was niet eens uitgenodigd.”

Toen Fong-Leng klein was wilde ze “hééél groot worden”. Ze spreidt haar armen in de lucht: “Zo groot als Yves Saint Laurent. Maar dat idee gaat over als je bezig bent.”

Voor Nederlandse begrippen schopte de gedreven Fong-Leng het zéker ver. “Ik maakte kunstwerken, couture, demi-couture, confectie en sportkleding en verkocht confectie via beurzen in Europa.” Met shows in het buitenland lag een internationale carrière voor de hand, maar Amsterdam verlaten? “Ik heb me altijd prettig gevoeld in Amsterdam. Om nog groter te worden hoefde ik niet naar Parijs te verhuizen, want groot was ik al.”

Onbescheiden zijn legde haar nooit windeieren. Vanaf begin jaren zeventig liepen de zaken crescendo, Fong-Leng reed een zilveren Porsche, ze ontwierp succesvolle collecties voor Levi’s en Adidas en meer merken. Ze wist precies wat ze moest maken: altijd iets nieuws. “Anders is de consument niet geïnteresseerd. Ik heb altijd verrast.”

Vanaf 1971 bestierde ze in de Amsterdamse P.C. Hooftstraat Nederlands meest extravagante boetiek. Vaste klant Carel Willink liet daar voor zijn geliefde Mathilde speciale ontwerpen maken, zoals de gouden luipaardmantel waarin hij in 1975 Mathilde vereeuwigde. Hoe Mathilde in de documentaire komt? Fong-Leng weet het nog niet. “Er zal wel een moment zijn, maar ik wil niet dat het de overhand neemt. Mathilde is een belangrijke persoon geweest in mijn leven, en voor mijn werk was ze een fantastische ambassadrice. Maar het is nu ruim 40 jaar geleden dat ze is overleden, op een gegeven moment stopt het.” Dit wil ze nog wel kwijt: “Het is vreselijk jammer wat er gebeurd is tussen die twee mensen (Willink liet Mathilde vallen en trouwde Sylvia Quiël, red.). Dat kan ik hem nooit vergeven. Het was immers Mathilde die Willink als vergeten schilder weer onder de aandacht bracht.”

Na elke show gaf Mathilde aan haar vriendin een aquarel met Latijnse tekst. “Mathilde was heel intelligent en creatief, ik vind het jammer dat mensen vaak een verkeerde indruk van haar hebben. Als ik over haar praat dan zeg ik dat, altijd.”

Voordat Fong-Leng furore maakte als modeontwerper runde ze in de jaren zestig als fotograaf een fotobureau. Ze fotografeert nog steeds graag. Op tafel ligt een verkoopbrochure van ‘Codex Bierenbroodspot’, een boek/object (€3500) van haar vriendin kunstenaar Gertie Bierenbroodspot. Als volleerd zakenvrouw prijst ze Codex aan, Fong-Leng verzorgde de fotografie.

Twee champagneglazen worden gevuld, met water. Proost! Fong Leng drinkt alleen ’s avonds, en dan graag whisky. Ze steekt een sigaret op. “Je moet je leven zo plezierig mogelijk maken”, filosofeert ze. “Mensen worden ook steeds ouder.” Hoe ze zo energiek blijft? “Niet roken!” Spottend steekt ze haar sigaret in de lucht. “Ik heb twee broers die zijn overleden aan een longziekte, terwijl ze nooit hadden gerookt of gezopen! Keurige mensen, en ineens zijn ze dood. Dus je weet niet wat je voor je kaken krijgt.”

Tot eind jaren tachtig reeg Fong-Leng het ene na het andere succes aaneen. Op zakelijk vlak kwam het keerpunt begin jaren tachtig. Recensies waren niet langer lovend. “Ze blééf vasthouden aan de sfeer uit haar glanstijd”, zei haar voormalige assistent Barry Brun in 1984, tevens het jaar van de grote tegenslag. De Amsterdamse kandidatuur voor de Olympische Spelen van 1992 werd een debacle, terwijl de opportunistische Fong-Leng op eigen kosten alvast merchandise en sportoutfits had laten produceren. In 1987 ging Studio Fong-Leng failliet.

Dankzij haar positiviteit, talent en vooral doorzettingsvermogen herrees Fong-Leng ook nu weer als een feniks uit de as. Zo lanceerde ze een jaar na het faillissement een parfumlijn. Aan de muur hangt een vrolijke tekening met zwevende flacons. “De parfumafdeling”, grapt ze. In 1988 lanceerde ze in Saoedi-Arabië (immers Fong-Leng houdt niet van saai)  een parfum, zeep en crèmes. De parfum moest ze zelf maken, in Genève. “Ik wist niet wat ik wilde, ik begon gewoon. De fles ontwierp ik ook, met een strik. De Bijenkorf verkocht het parfum, maar ze stopten er later mee omdat ze het te duur vonden. 75 gulden voor een geur was veel toen. Nederlanders, het blijven kruideniertjes.”

In de loop der jaren bouwde Fong-Leng een aanzienlijk oeuvre op. Ze vindt dat ze goed vertegenwoordigd is in musea, maar zou willen dat die haar nieuwe werk ook aankopen. “Het gaat om de persoon, ik laat zien dat ik niet stil blijf staan.”

In het atelier, een etage hoger, werkt ze momenteel met haar assistent aan een wandkleed met flink wat jaguars. Een intens proces. “Telkens bedenk ik er iets nieuws bij. Het kost uren en veel inzet. Als iets klaar is ben ik heel blij en trots: het is gedaan! Ik werk altijd met plezier. Lukt het even niet, dan doe ik wat anders. Nou, in mijn vak als kunstenaar moet je gewoon door.”

Ze loopt naar het open raam, steekt een sigaret op. Pauze. Gedecideerd: “Ik heb mijn eigen geluk gebouwd. En niemand anders. En zie voilà, ik ben er nog. Hummend lachje.

Het regent inmiddels pijpenstelen.

Dit artikel is geschreven in opdracht van Elsevier, en gepubliceerd in Elsevier Stijl Vrouwenmode

Gerelateerde Artikelen:


Reageren is niet (meer) mogelijk.