Top menu

Vroeger is altijd goed

Foto: Referentieloze mode van Christophe Coppens

Zolang er behoefte is aan NIEUW, blijft mode vermakelijk, en niet te vergeten één van de grootste industrieën. Nieuw is natuurlijk niet altijd echt nieuw. In de mode komt alles telkens terug van nooit lang weggeweest.

Ontwerpen zonder referenties houdt in: geen verwijzingen naar geschiedenis of naar mode en andere ontwerpers. Is dat mogelijk, ontwerpen zonder referenties? De afgelopen jaren komt er meer oud dan nieuw voorbij op de internationale catwalks. Neem de shows voor winter 2011 waarbij vrijwel elk tijdperk voorbij kwam.

Prada ging onlangs aan de haal met de fifties, Gucci (nogmaals) op de seventies tour en ook het oude Hermès kopieerde letterlijk de jaren zeventig. De rij is eindeloos. Verwacht van oude merken geen nieuwe ideeën. Aspecten als commercie, toegankelijkheid, draagbaarheid en aansluiten bij trends, wegen zwaarder dan vraagstukken die tijdens het ontwerpproces terugleiden naar de basis van het ontwerpen: wat is vorm, wat is kleur en wat is een accessoire?

Alsof de grote spelers in de mode zich hier terdege van bewust zijn, proberen ze de aandacht van de kleding af te leiden, bijvoorbeeld met spectaculaire modeshows. Het Franse label Thierry Mugler, groot in de jaren tachtig, huurde Lady Gaga’s beroemde stylist Nicola Formichetti die de oude Mugler ontwerpstijl een nieuwe draai gaf.

Ontwerpers die naar het verleden kijken om een beeld voor de toekomst te scheppen; ze bestaan al zolang er mode is. Neem Christian Dior die met zijn New Look in 1947 een vrouwelijk modesilhouet neerzette, dat een radicale breuk vormde met het zakelijke modebeeld van de crisis- en oorlogsjaren daarvoor. Naast de ronde schouderlijn stoelde Diors silhouet op een extreem smalle taille en uitwaaierende rokken. Christian Dior baseerde het silhouet op het begin 18-eeuwse romantische modebeeld weergegeven in pastelkleuren door de salonschilder Franz Xavier Winterhalter ( 1805-1873).

 

Franz Xavier Winterhalter 1855 - Dior's inspiratie

Herhaling, herhaling, herhaling. Rome is niet gebouwd op één dag en de mode evenmin. Wat nieuw is en wat komt, hot of not, heeft een historie.

Als eeuwige inspiratie dient onder andere de spijkerbroek van Levi Strauss. Yves Saint Laurent verzuchtte eens dat hij zo graag de jeans had uitgevonden. Hij roemde de eenvoud en bescheidenheid van de broek die zijn oorsprong vindt in de negentiende eeuw en die anno 2011 zonder twijfel het meest populaire kledingstuk is.

In spijkerbroekenland is het al jaren oorlog. Merken waar vorige generaties in puberden – Lee Cooper, Lois, Levi’s, Wrangler – en ontelbare nieuwe niche labeltjes vechten om een plaats in de blauwe winkelwand. De een na de andere ontwikkeling houdt de broek in de belangstelling. Begin jaren negentig kreeg de spijkerbroek kapsones en verschenen er premium  (duur woord voor heel dure) modellen. En, o ironie, in een inmiddels overvolle jeansmarkt lonken schaarse limited editions. Interessant – vooral voor de jeansfijnproever –  zijn obscure Japanse labeltjes die denimstof weven op uit Europa geïmporteerde jaren zeventig getouwen. In de snelle jeanswereld had de stijlvaste couturier Yves Saint Laurent de permanente strijd om  voortdurend de juiste jeans op het juiste moment in de winkels te hebben, zeker verloren. Wie de laatste ontwikkelingen mist ligt eruit bij de modieuze consument.

Retromode ontspruit overigens niet alleen aan gevestigde modemerken maar even vaak aan jonge modemakers – twintigers en dertigers – die grasduinen in de tijd waarin ze zelf bewust werden van mode. Niet gek dus dat de jaren tachtig en negentig op dit moment weer opduiken. Een opvallende bijwerking van retro zijn woordsamentrekkingen voor afgestofte kledingstukken, zoals skort (skirt plus short voor de mannenrok) megging (mannenlegging) jegging (jeans legging) murse (mannentas in Engels purse).

SCHATGRAVEN

Borrelt inspiratie niet vanzelf omhoog, dan stimuleren modeopleidingen het graven in het modeverleden. Vroeger is altijd goed. Verplichte opdracht op de academies: maak hedendaagse vertalingen van historische kostuums.  Verdieping zoeken in volksculturen levert inzichten op, het brengt specifieke coupetechnieken en verloren handwerktechnieken onder de aandacht. Minder geslaagd is het klederdrachtpopgevoel dat soms voortkomt uit een opdracht met een folklore-insteek. Ook modemerken en ontwerpers als Kenzo, John Galliano en Jean Paul Gaultier verkleden vrouwen nog steeds als Balkanprinsessen. Het helpt de mode niet verder. Denken ze nou echt dat alle vrouwen die traditionele klederdrachten tegen hun zin hebben ingeruild voor spijkerbroeken of een vlotte jurk? Of ligt het aan ons, en willen wij in bloezende bloesjes en wapperende rokken ontsnappen aan de mode.

Ontsnappen aan de mode, zou dat de opzet zijn geweest van de Belgische ontwerper Christophe Coppens die in 2008 zijn No references installatie presenteerde in Platform 21 in Amsterdam en vervolgens op de tentoonstelling Art of Fashion: Installing Allusions  in Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Coppens ontsnapte inderdaad aan de mode met accessoires die nieuw moesten zijn en nergens anders aan doen denken. Draagbaarheid telde niet. Op losse onderdelen van een etalagepop presenteerde Coppens de surrealistische uitkomsten van zijn onderzoek met als uitgangspunt van het ontwerpproces het menselijke lichaam (dus toch nog iets van een referentie). Niet te duiden vormen waren vaak bevestigd aan lichaamsdelen. Het beschrijven en inzichtelijk maken van referentieloze ontwerpen is een ander verhaal: tussen twee open gespreide armen hingen – gespannen aan leren draden – twee opgerolde vlekkerige lappen stof. Aan de achterkant van een bovenbeen zat een open, ronde trommelvorm met daarin iets dat op een uitvergrote gele kraal leek.

UNIFORM

Begin jaren tachtig imponeerden Claude Montana en Thierry Mugler met theatrale mode als vlucht uit de werkelijkheid. Voor een weldenkend mens was hun soms buitenaardse en fantastisch realistische vrouwbeeld niet te bevatten. Fransman Jean Baudrillard, modehater en wijsgerig socioloog, schreef in die tijd dat alleen echt mooie, onbetwistbare mooie kleding een eind zou maken aan mode. Rond die tijd voorspelde trendforecaster Lidewij Edelkoort  – ingegeven door de toen opkomende ecologie-golf (ja toen al) dat aan die almaar veranderende mode wel eens een eind zou kunnen komen. In de toekomst zag Edelkoort ons allemaal in uniforme tunieken.

Uniformen zijn zo gek nog niet, tenzij je ze tegen je zin moet dragen. Het Chinese Mao-jasje is een symbool van onderdrukking voor de één, en van bevrijding voor de ander.

Uniformkleding is nooit uit het straatbeeld geweest. Afkeer van de consumptiemaatschappij en verlangen naar basic waren voor punks en andere alternatieven in de jaren zeventig en tachtig redenen om zich te kleden in militaire klassiekers: camouflagebroeken, bomberjacks, parka’s, trenchcoats, legerkistjes. Oorlogen zijn rot, maar hebben prachtige klassieke kleding voortgebracht. Ooit moest je ervoor naar de militaire dump, nu komen de topontwerpers ermee. “Modeslachtoffers” moesten een aantal seizoenen terug een regimentsjasje van Balmain, een oud modehuis dat eindelijk weer eens de omzet zag stijgen. De interesse voor het Franse merk is inmiddels  weggeëbd. Had de naamgever van het huis, in 1945 opgericht door Pierre Balmain, eerder gezorgd voor klassiekers, dan was de levensvatbaarheid van het merk eerder al voor altijd verzekerd geweest.

BEGEERLIJKE KLASSIEKERS

Grote modehuizen met een geschiedenis – chique gezegd met heritage – voeren al jaren klassiekers en danken een groot deel van hun omzet eraan. Denk alleen maar aan Chanel, het Franse modehuis zal uit financiële overwegingen nooit een seconde overwegen om te stoppen met visuele codes en kaskrakers als de Chanel tas en het Chanel mantelpakje. Levi’s zal altijd het model Levi’s the Original 501 blijven verkopen. Hetzelfde geldt voor Gucci met zijn tassen en Hermès met zijn sjaals en de kloeke Kelly en Birkin tassen, ’s werelds meest gewilde handtassen die dat zullen blijven dankzij de mythe vorming rondom de modellen.

Zelfs met namaak-heritage kan een modemerk zich in de kijker spelen. Halverwege jaren negentig kocht de eigenaar van het vrij onbekende Franse modelabel Gerard Darel op een veiling een kralenketting gedragen door de Jackie Kennedy, de vrouw van de Amerikaanse president. Darel liet het halssieraad namaken, huurde een model (dat leek op Jackie) voor de reclamecampagne, aandacht verzekerd.

Om luxe klassiekers uit de oude wereld begeerlijk te houden, verschijnen ze elk seizoen met een kleine aanpassing en worden ze gepromoot met een nieuwe reclamecampagne en een fris marketingverhaal. Let wel, de soms eeuwenoude geschiedenis waarmee veel modehuizen pronken, komt vaak uit de koker van marketeers. Maar geschiedenis speelt een essentiële rol. Zo zijn Amerikanen gefascineerd door Europese luxe dankzij de lange historie van Europa die ze zelf niet hebben. Nieuwe kapitaalkrachtige werelddelen als Rusland en Azië geven hun geld ook liever uit aan Westerse mode-iconen als Van Cleef & Arpels, Bulgari, Chanel, Gucci, Hermès, Louis Vuitton, Burberry dan aan lokale merken.

Overigens ontwerpen de heritage modehuizen meerdere collecties, maar de zorgvuldig gecultiveerde klassiekers zullen ze seizoen na seizoen opnieuw blijven uitvinden.

Hoe overleef je als modelabel zonder iconische klassiekers? Door vanuit klassiekers te denken. Als Levi’s een aanpassing doet aan model 501dan blijft het een Levi’s. Borduurt een ander merk voort op de klassieker dan ontstaat een nieuw artikel.

Vanuit die gedachte voegt ontwerper Monique van Heist elk jaar een veranderlijk aantal kledingstukken toe aan haar Hello Fashion collectie. Ze beschouwt die collectie als een garderobe die regelmatig aangevuld moet worden met nog ontbrekende kledingstukken. Voor komende winter voegde Van Heist een cape toe. Een cape omdat volgens haar het ontwerp lange tijd teruggaat in de modegeschiedenis en al veel verschijningsvormingen kent. Ook voor Monique van Heist levert de geschiedenis essentiële informatie op.

EERDER GEPUBLICEERD IN MORF WWW.MORF.NL

Gerelateerde Artikelen:


Reageren is niet (meer) mogelijk.