Top menu

Museale modeshows

Exposities over kleren zijn populair, maar bezorgen musea ook hoofdbrekens. Twee modeconservatoren over bruikleenproblemen en moeilijke paspoppen.

De opzienbarende expositie Alexander McQueen ‘Savage Beauty‘trok vorig jaar 661.509 bezoekers het New Yorkse Metropolitan Museum of Art. Het was in 2011 met 8.025 bezoekers per dag de op drie na drukst bezochte expositie ter wereld.

Ook in Nederland is mode een publiektrekker. Voor het Haags Gemeentemuseum was Haute Couture! Voici Paris (2010) met 140.000 bezoekers de beste bezochte tentoonstelling ooit. Al hielp daarbij dat gelijktijdig ook de kleurige schilderkunst van Kandinsky en Der Blaue Reiter te zien was. Het Groninger Museum behaalde in 2000 een topscore met 72.000 bezoekers voor Viktor & Rolf. Het Centraal Museum Utrecht trok in 2008 met The House of Viktor & Rolf bijna 54.000 bezoekers en op de meest recente modetentoonstelling over Iris van Herpen kwamen vorig jaar 38.000 mensen af. Respectabele aantallen bij een totaal van 150.000 bezoekers per jaar.

Wie zin heeft in een mode-expositie komt in Nederland altijd wel ergens aan zijn trekken. Het Haags Gemeentemuseum, het Groninger Museum en het Centraal Museum in Utrecht organiseren tegenwoordig minstens één modetentoonstelling per jaar. Zou de opmars van de mode-expositie komen doordat het samenstellen ervan relatief goedkoop is? “Haha, was het maar waar!”, lacht Sue-an van der Zijpp, modeconservator van het Groninger Museum dat dit voorjaar uitpakte met een overzicht van tien jaar Azzedine Alaïa én met een grote collectie sculpturale jurken van Iris van Herpen. “Er is bijna nooit een pasklare oplossing zoals bij kunstwerken, die zijn immers gemaakt om in zalen getoond te worden. Kleding, waar vaak ook nog verstel- en herstelwerkzaamheden bij komen kijken, is dat niet.”

Madelief Hohé van het Haags Gemeentemuseum onderstreept Van de Zijpps woorden. “Qua onderhoud, inzet en opzet is mode veel bewerkelijker dan een tentoonstelling met beeldende kunst. Een schilderij hang je op en klaar. Mode is altijd duur omdat je met ingewikkelde vormgeving te maken hebt in de zalen die er meestal niet echt geschikt voor zijn. Bovendien is mode tijdrovend qua mankracht, omdat het tweedimensionaal wordt geconserveerd en drie dimensionaal getoond. Daar tussen zit een traject dat behoorlijk veel inspanning vergt, wil het goed zijn.”

Veel inspanning vergt ook het verkrijgen van bruiklenen. “Je moet soms zeuren en piepen.”weet Hohé. Tot één dag voor de opening van Haute Couture zat ze in spanning of enkele bruiklenen – drie beeldschone Givenchy’s – wel arriveerden. De reden dat voor modehuizen uitlenen niet vanzelfsprekend is, is van praktische aard. Kleding die maandenlang buitenshuis is kan niet uitgeleend worden aan bladen.

Waar musea veel aandacht en geld aan besteden is goede mannequins. Volgens Sue-an van der Zijpp is het vinden of ontwikkelen daarvan, nog afgezien van de discussies met ontwerpers erover, “een enorm gedoe”. De handgemaakte jurken van Iris van Herpen bleken zo klein, dat standaardpoppen ‘te dik’ waren. In 2009 liet Van der Zijpp voor Bernhard Willhelm & Jutta Kraus een expositie over de extravagante mode van het label Bernhard Willhelm op verzoek van de ontwerpers mannequins maken met hoofden van klassieke beelden. Op de Hussein Chalayan-tentoonstelling in 2005, waar ook kunstvideo’s, sculptuur en catwalkvideo’s werden getoond, was de mal van de pop dezelfde als die Chalayan in zijn toen net geopende flagshipstore in Tokio had gebruikt.

Veel gedoe of niet, voor elke modetentoonstelling probeert Van der Zijpp met de ontwerper tot een concept te komen. Dat kan uiteindelijk resulteren in een minimale opstelling zoals de Alaïa-tentoonstelling, of een ‘wildere’ opstelling van Bernhard Willhelm met de poppen met Griekse hoofden.

De zoektocht naar de juiste mannequin levert Madelief Hohé ook steevast hoofdbrekens op. Bovendien drukken de dure Italiaanse Bonaveri’s en Stockmannpoppen zwaar op het tentoonstellingsbudget. “Een goeie pop kost zo vijftienhonderd euro, en dat bedrag keer tien of twaalf. Als we boffen, heel soms, dan kunnen poppen worden gehuurd. Maar een pasklare poppenoplossing is nooit voorhanden, dat komt ook doordat poppen verouderen. Exemplaren gekocht in de jaren negentig zijn op zich nog steeds prima, maar niet up-to-date.”

Nog een aspect dat kan drukken op een budget zijn de bruikleenkosten. Het is natuurlijk het voordeligst als een museum een tentoonstelling kan samenstellen met stukken uit eigen collectie, dat lukte Hohé met Haagse Hofmode, maar voor Mode ♥ Kunst: Een Affaire in 2011 had ze haar zinnen gezet op een beroemde jurk uit de jaren dertig van Elsa Schiaparelli (1890-1973). Het ontwerp moest uit het Amerikaanse Philadelphia komen. Een dure bruikleen dus, het museum betaalde het ticket van een museummedewerkster, plus de vliegreis van de jurk waarvan de inpakkosten astronomisch waren. Overigens drukken verzekeringen minder zwaar op het budget, mode is wat dat betreft goedkoper dan een zaal vol Mondriaans.

De reden dat musea ondanks de soms hoge onkosten graag investeren in mode is tweeledig. Ten eerste heeft een modetentoonstelling frisse uitstraling op het museum, en anders dan bij een permanente modeopstelling genereren wisselende exposities volop publiciteit in de vele modebladen, iets wat hard nodig is in een tijd van bezuinigingen op cultuur en vele alternatieve uitgaansmogelijkheden. Madelief Hohé: “Als museum moet je tegenwoordig concurreren met het tuincentrum en woonboulevards die ook open zijn op zondag.”

Eén ding is zeker, zolang mode in de mode is, is het met de museale mode-exposities nog lang niet voorbij.

Eerder geplaatst in Elsevier Stijl

Gerelateerde Artikelen:


Reageren is niet (meer) mogelijk.