Top menu

Opvallend onopvallend: het uniform in de publieke ruimte

Uniformen maken, net als architectuur en vormgeving, deel uit van de omgeving en de publieke ruimte. Ze zijn sfeerbepalend en oefenen een invloed uit op ons gedrag. Voor de uniformdrager onderstreept een uniform zijn of haar handelen. Het gekleed gaan in zo maar een onberispelijk pak met een scherpe vouw in de broekspijp en een hoofddeksel zal invloed hebben op iemands zelfverzekerdheid, en ook omstanders die deze persoon waarnemen zullen de boodschap begrijpen dat het hier om een persoon met autoriteit gaat. Maar een uniform gaat verder en maakt de drager en diens macht juist onpersoonlijk, bijvoorbeeld binnen de rechterlijke macht waar een rechter een lange zwarte toga draagt om te benadrukken dat het hier niet om zijn persoon gaat, maar om een eigenlijk verder anonieme man of vrouw die handelt vanuit de hem of haar verleende macht en binnen de grenzen die de wet voorschrijft.

Functioneel, herkenbaar, representatief. Dat moet een uniform zijn. Het is wat dat betreft de overtreffende trap van werkkleding die in de eerste plaats wordt gedragen ter bescherming van de onderkleding – vaak privébezit – en soms ook ter bescherming tegen de omgeving waarin het werk wordt verricht. Uniformen kunnen die eigenschappen hebben, maar zijn daarboven vooral ook de drager van een visueel signaal dat de omgeving waarschuwt dat de persoon in het uniform een bijzondere taak of functie vervult. Bij een stoplicht steken we niet zo snel bij rood over als aan de overzijde een politieman staat te wachten. Ook het uniform van de jongens en meisjes achter de kassa bij Mac Donald zorgt dat we hen anders behandelen.

 

Gelijkheid en hiërarchie

Stel, uniformen zouden niet bestaan. Iedereen gelijk. Het is een even paradijselijke als socialistische droom. Maar zelf in paradijzen en gelukkige heilstaten zijn functionarissen nodig die de orde handhaven of herkenbaar zijn als hulpverlener. Daarom dragen bij Tolkien in zijn Hobbitparadijs de politiemannen als onderscheidingsteken een eenvoudig veertje en zijn ze verder net als iedereen gekleed. In het Amerikaanse Wilde Westen, een extreem liberale heilstaat met een minimum aan wetten en regels, zijn de ordehandhavers alleen te onderscheiden aan de metalen ster op hun kleding.

Zulk afzien van uiterlijke herkenning is best lastig, zoals bij tal van guerrillaoorlogen is gebleken, want wie is de vijand in een onoverzichtelijk oorlogsgebied als hij zich in niets onderscheidt van een onschuldige boer. Wie heeft het goed met je voor en schept een veilige omgeving? Die vraag is ook in onze binnensteden op uitgaansavonden belangrijk. Is die persoon in donkerblauw van een bewakingsdienst of politie? Op zulke momenten is de signaalfunctie van het uniform onontbeerlijk.

In een ziekenhuis zouden we ontreddert zijn als doktoren net als de patiënten niet herkenbaar witgejast, maar in pyjama’s zouden rondlopen. De waarde die aan onderscheidende kleding wordt gehecht, werd onlangs nog eens duidelijk toen er veel verzet rees tegen de beslissing van de Vrije Universiteit dat cameramensen witte jassen mochten dragen terwijl ze opnames maakten voor een realityprogramma.

Binnen hiërarchische organisaties als politie en krijgsmacht, of op kostscholen zouden zonder uniformen de onderlinge verhoudingen verward raken. Binnen zulke organisaties kijkt iedereen eerst naar de rangkenmerken op het uniform omdat die bepalen hoe gereageerd moet worden. In het leger moet een lagere persoon een hogere persoon als eerste groeten en over de vraag wie van de twee de ander een opdracht kan geven bestaat nooit twijfel, zodat zonder democratische aarzeling altijd snel op noodsituaties gereageerd kan worden. Uniformen zijn op deze wijze de uiterlijke verschijning van een machtsverhouding. Zeker weten dat voor sommige  mensen een uniformloos sexleven een forse verarming zou betekenen.

Traditie

Uniformen zijn bij uitstek een traditionele dracht die vaak een historie van vele eeuwen heeft. Dat wil niet zeggen dat ze in de loop van de jaren niet voortdurend aangepast zijn aan veranderde smaak en omstandigheden. Soms zijn er ook nieuwe beroepen ontstaan die gezien de verantwoordelijkheid die ze met zich meebrachten, denk aan piloten, een uniform nodig hadden. Het ontwerpen en aanpassen van uniformen gebeurt meestal in samenspraak met degenen die het moeten dragen. Eenheid in uniform – het woord zegt het al – is een streven (en ook voordeliger in productie). Wat kleur betreft valt de keus voor functies in de openbare ruimte vaak op blauw, omdat deze tint in tegenstelling tot grijs, groen of bruin bijna iedereen staat.

Herkende je vroeger een boswachter, kaartjesknipper of agent altijd al in de verte, de herkenbaarheid van een persoon in een uniform vervaagt. Agenten dragen niet altijd meer een uniformpet en alle uniformen hebben invloed ondergaan van vrijetijdskleding en sinds de vorige eeuw is de behoefte gegroeid om zich in alle omstandigheden comfortabel te kleden. Het verdwijnen van formaliteit is in de westerse samenleving een van de belangrijke veranderingen van de tweede helft van de vorige eeuw.

Daar staat een netto toename van het aantal geüniformeerden in het straatbeeld tegenover. Postbodes en treinpersoneel zijn zich minder militair gaan kleden, maar het enorm toegenomen aantal particuliere bewakers en gemeentelijke toezichthouders draagt kleding die zo dicht mogelijk tegen het traditionele politie-uniform aanleunt. De afgelopen vijftien jaar is het geelgroene veiligheidshesje opgerukt als rudimentair uniform. Bij massagebeurtenissen krijgen tientallen vrijwilligers zo’n hesje over hun dagelijkse kleding zodat ze meteen als autoriteit herkenbaar zijn voor het publiek.

Waarom niet spelen met een museumbezoeker, dacht het Centraal Museum in Utrecht in 1999 toen het grondig werd verbouwd van duf doolhof tot aangenamer en iets overzichtelijker museum. Vormgever Richard Hutten tekende het interieur van de boekwinkel en het restaurant zodat die hun gebruikelijke stijfheid verloren en een prettiger plek werden. Viktor & Rolf staken de suppoosten in het nieuw. Voortaan gekleed in een blauw uniseks spijkerpak met een groene sjerp met daarop in sierlijke letters de naam van de drager erop geborduurd zetten de suppoosten de bezoeker op het verkeerde been. Deze suppoosten-nieuwe-stijl waren niet langer controleurs maar helpers, of gastheren en gastvrouwen, de bezoeker was gast. Door in de stof en de minder strenge snit van hun uniform aan te sluiten bij de vrijetijdskleding werd de formaliteit van de situatie verminderd.

Al het personeel, inclusief de museumdirecteur van het Centraal Museum, liep rond in het blauwe uniform waar langharig gespuis nog geen 25 jaar eerder hun ouders mee op de kast hadden gejaagd. Het Centraal Museum heeft de uniformen slechts enkele jaren gebruikt. Het idee van een gelijkheid tussen suppoost en directeur bleek toch te geforceerd en wie compromissen doet aan de formaliteit zet mensen ook aan het denken: waarom niet in mijn eigen kloffie hier in de zaal gaan zitten?

Er is een tendens dat uniformendragers steeds minder hechten aan status, vorm en representatie. Er is ruimte voor een zekere slonzigheid, alsof het eigen gezag gerelativeerd moet worden. Veel organisaties met geüniformeerde employees zien zich daarom genoodzaakt tot regelmatige restyling om de afstand tussen de hedendaagse kleding en het uniform klein te houden. De politie is windjacks gaan dragen en postbezorgers lijken in korte broek vooral op skateboarders met een merkwaardige voorkeur voor oranje. Wonderlijke uitzondering op de tendens tot informalisering is de beroepskledingkeuze van raamprostituees die – zo vertrouwde mij een dame van lichte zeden eens toe – zweren bij bepaalde kledingstukjes die geluk (geld) brengen, minder succesvol textiel belandt in de prullenbak.

Subculturen

Niet alleen bedrijven en organisaties maken gebruik van uniformen om zich in het straatbeeld te onderscheiden van de burgers en de massa. Subculturen communiceren ook via hun kleding. Dit kan ‘subtiel’ met de zakdoekentaal waarmee sommige mannen hun seksuele voorkeur communiceren of me de kleuren rood en blauw waarmee concurrerende bendes laten merken aan welke kant ze staan.

Ook op het schoolplein zijn uniformen niet ongebruikelijk. Emo’s, kakkers, skaters en alto’s zijn dankzij hun kleding zonder dat je met ze praat al op een afstandje te herkennen.  Jongeren die zich niet alleen tegen elkaar maar tegen de gehele maatschappij willen afzetten, kunnen zich hullen in het uniform van de punker. Punk ontstond zo’n dertig jaar geleden en was primair een muziekstroming, maar ook een moderevolutie met geverfde hanenkammen, gescheurde en bekladde leren jacks, veel zwarte kleding, T-shirts en broeken beklad met primitieve tekeningen en opruiende kreten, en als ‘versiering’ metalen ritsen, kettingen en ander ijzerwerk. Jongeren die zich in deze dracht afkeren van de maatschappij heb je nog steeds in iedere stad en nog veel meer op het platteland.

Des te verwonderlijker is dat sympathisanten van de juist maatschappelijk bewogen Occupy-beweging, in 2011 ‘opgericht’ tegen de uitwassen van de banken, zich qua verschijning niet echt onderscheiden in het straatbeeld en evenmin een gemeenschappelijke dracht hebben gevonden. Een verklaring zou kunnen zijn dat in tegenstelling tot jonge punkers, occupiers zich bevinden in vele leeftijdsgroepen en dat de meeste aanhangers de rebelse pubertijd al achter de rug hebben. Misschien is die afwezigheid van uniform kleedgedrag een voorbode van de mislukking van hun initiatief. Als ze iets in hun kleding gemeen hebben, dan was het de ‘zwerverslook’, maar dat is geen uniform, want aan het dragen ervan gaat geen bewuste keuze vooraf. Het is zoals we er allemaal uit zullen zien. Als het maar lang genoeg tegen zit.

Dressed to kill

Zoals uniformen beïnvloed worden door de vrijetijdskleding en mode, zo tref je door de jaren heen ook in het modebeeld kleding aan die duidelijk is geïnspireerd op details van uniformkleding: van epauletten op schouders, contrasterende biezen langs broeken, imposante gouden knopenrijen, camouflageprints kaki-kleurige stof tot brede schouders. Veel specifieke beroepskleding is in de loop van de tijd gedeformeerd tot mode. Een greep: de trenchcoat, vliegeniersjacks en combatbroeken.

De invloed van militaire uniformen is met name in de jaren zestig zichtbaar in de popmuziek, een tijdperk waarin de jeugdcultuur tot bloei komt. In Londen had je mods die luisterden naar soul en rythm & blues muziek,  met hun parka’s op hun  scooters reden en Desert Shoes droegen. Zij zijn de belichaming van de beginjaren van de swinging sixties. Hun verzorgde kledingstijl was het groepskenmerk bij uitstek.

Jimi Hendrix werd na zijn ontdekking in het undergroundcircuit vanaf 1967 een trendsetter in uniformen. In Dressed to Kill, een catalogus uit 2000, behorend bij de gelijknamige expositie in het Legermuseum Delft, merkt auteur M.J.B. Pool op dat Hendrix in uniform zo op het hoogtepunt van de Vietnamoorlog het aloude toonbeeld van mannelijkheid en macht ondermijnt; de officier. Pool stelt dat popmuzikanten, onder wie ook The Beatles, uniformjasjes gingen dragen omdat de militaire ‘esprit de corps’ hen aansprak. Waarschijnlijker is dat de militaire macht juist gerelativeerd werd door uniformen te combineren met kant, kettingen en raar haar. Make love, not war was de slogan die John Lennon en Yoko Ono in het leven riepen en die in de jaren zeventig een brede weerklank vond, evenals de militaire dracht die via militaire dumpwinkels populair werd bij de opstandige jeugd.

Het degenereren van bedrijfskleding tot vrijetijdskleding voltrok zich al eerder in winkels. Serveersters dragen nog zelden een zwart jurkje met wit schortje en zijn soms alleen maar herkenbaar aan een dikke portemonnee aan een ketting. Stofjassen, het uniform van magazijnbedienden die ook gedragen werden in modezaken en kruidenierswinkels, zijn sinds een halve eeuw ingewisseld voor vrijetijdstenues het woord uniform onwaardig. In Apple stores lopen zowel jongens en meisjes in identieke blauwe T-shirts met op de borst het witte Apple logo. Ze moeten zelf maar uitzoeken hoe ze het T-shirt combineren en dus is dat vaak net als de klanten een laaghangende jeans of chino met sneakers. De klant zoekt door dit egaliserende kleedgedrag iets langer naar personeel, maar als hij er één vindt dan heeft hij niet met een functionaris maar met een aardig mens zoals hijzelf te maken – dat moet de achterliggende gedachte van Apple zijn.

De Amerikaanse modeketen Abercrombie & Fitch, die binnenkort in Amsterdam het eerste Nederlandse filiaal opent, wil dat winkelen is als uitgaan. De keten gaat daarom nog een stapje verder dan Apple bij het stylen van het personeel. Om een broeierige uitgangssfeer te creëren, is er harde muziek en loopt er opvallend knap – lees jong  – personeel rond, meisjes met mooie ronde vormen en gespierde jongens van wie de gebruinde wasbordjes zich duidelijk aftekenen in strakke shirts (als ze niet gewoon halfnaakt zijn). Als je bij Abercrombie & Fitch als klant geholpen wil worden, zoek je een jongen of meisje uit dat te sexy en te schaarskleed gekleed is voor een middagje winkelen.

www.morf.nl

Gerelateerde Artikelen:


Reageren is niet (meer) mogelijk.