Top menu

Goed nieuws: het archief van Spijkers en Spijkers wordt bewaard voor de eeuwigheid

Bijna wekelijks krijgen Truus en Riet Spijkers van Spijkers en Spijkers verzoeken van geïnteresseerden, scholieren en studenten om hun werk te bekijken, maar ze kunnen hier niet altijd aan voldoen. Een oplossing is nabij. Door hun archief bij Modekern onder te brengen, wordt dit voortaan goed gefaciliteerd. In een interview vertellen de zussen dat ze dat een hele eer vinden.

Lang hoefden Truus en Riet Spijkers (1970, Hardenberg) niet na te denken toen ze een half jaar geleden gevraagd werden of ze hun archief wilde afstaan. “We hebben ons in de ruim tien jaar dat we bezig zijn wel bewezen. Wij doen dingen op onze manier en kunnen ons daarom wel voorstellen dat mensen ons werk willen zien”, licht Truus Spijkers toe. “En hoe meer aandacht voor mode in Nederland, hoe fijner we dat vinden.”

Truus en Riet Spijkers studeerden in 2000 samen af aan de masteropleiding Fashion Institute Arnhem. In datzelfde jaar toonden ze hun afstudeercollectie Girlfriend aan de internationale modepers in Parijs. Het label Spijkers en Spijkers richtten ze op in 2002. Vier jaar later, ze hadden toen al acht collecties gemaakt, gaven ze voor het eerst een show en doen dat in Londen. Ze maakten tot nu toe tegen de dertig collecties in hun altijd vrouwelijke stijl met vaak geometrische vlakverdelingen. Sinds twee jaar ontwerpen ze vier collecties per jaar, twee voor het betaalbare label Sis by Spijkers en Spijkers en twee voor de hoofdlijn.

Een hoogtepunt in hun twaalfjarige carrière is de expositie The Mirror Has Two Faces, (2011), een ode aan sterke, eigenzinnige vrouwen met een verhaal, zoals bijvoorbeeld Louise Brooks, Eileen Gray en Dorothy Parker. Vrouwen die leefden in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw. “We zijn erg gecharmeerd van die tijd. Art deco vormgeving vinden we inspirerend, evenals de opkomst in die tijd van de moderne vrouw die comfortabele kleding gaat dragen.”

De overzichttentoonstelling vorig jaar in het Museum voor Moderne Kunsten Arnhem gaf ook inzicht in hun werkwijze. Een vitrine was gevuld met ontwerpschetsen, stofstalen en inspiratie. In verband met de voorbereidingen van de expositie en het begeleidende boekje, blikten de zussen destijds vol verbazing terug op hun carrière, want, concludeerden ze, wat hadden ze veel gemaakt! Herinneringen kwamen boven. “Een collectie maken vinden we sowieso al een heel gedoe, bij elke collectie die we doornamen moesten we denken wat er wel, en wat er niet goed ging en wat anderen er van vonden.” Zo werd The ballad of Dorothy Parker voor herfst winter 2009/2010 door de pers niet unaniem lovend ontvangen. De Spijkers zelf vinden het de mooiste collectie die ze ooit maakten, evenals de bijbehorende campagnefoto’s. Al dat oude werk bracht ze ook op een idee. “Onze inspiratie is altijd muzes en ‘goh’ dachten we, over sommige muzes zouden we nog wel weer eens een collectie kunnen maken, maar dan heel anders, en meer uitdiepen.”

Dat er nu een archief van hun werk wordt aangelegd dat goed en overzichtelijk wordt beheerd, vinden ze hartstikke fijn. Dan versnippert het in elk geval niet. Of stel je voor, dat alles onder de veilinghamer zou gaan, en natuurlijk niks oplevert. Nóg fijner hadden ze het gevonden als ook hun kledingcollecties onderdeel van het archief zouden zijn. Alleen al omdat het dan in de toekomst goed geconserveerd blijft, maar ook omdat ze denken dat studenten naast de ontwerptekeningen ook de kleding – oftewel het eindresultaat – willen zien. Beide zijn belangrijk, vinden ze. Bovendien hebben ze al hun collecties piekfijn gearchiveerd, al wordt het niet op juiste temperatuur bewaard. Patronen hebben ze ook, om precies te zijn vier vierkante meter vol kartonnen patronen die aan rekken hangen. Gebruikt worden die patronenmallen niet meer, voor het archief zijn ze volgens Truus Spijkers niet van belang, interessanter zijn een doos vol enveloppen met daarin basispatronen.

Hoewel het archief van Spijkers en Spijkers voornamelijk is gericht op het bedrijf Spijkers en Spijkers, zit er ook materiaal in uit hun eindexamentijd. Ook hebben ze nog ontwerpen uit 1996 toen ze meededen aan de modewedstrijd in het Zuid-Franse Hyères. Er is een knipselmap die ze in het begin fanatiek bijhielden, maar sinds hun ontwerpen zo’n beetje wekelijks in de bladen staan, zijn ze gestopt met bijhouden van publicaties. Dat deel is dus niet compleet.

De echte schat is natuurlijk die ene hele grote doos met honderden A-vier ontwerptekening en stofstalen. Telkens wanneer er een collectie is gepresenteerd, verdwijnen alle ontwerpen in die doos. Omdat Spijkers en Spijkers de laatste jaren digitaal werken – al zetten ze de eerste ‘kriebels’ nog wel op papier – belandt er steeds minder papier in de grote doos. Dat vinden ze jammer. “Heel veel ‘rotzooi’ wordt niet meer bewaard, bijvoorbeeld ontwerptekeningen met allerlei notities over details of stof. Voordeel van de digitaal uitgewerkte pagina’s is dat het inkleuren van ontwerpen snel gaat en het resultaat er meteen keurig en gelikt uitziet.

Prachtig zijn ook de campagnes die Truus en Riet lieten schieten door topfotografen waaronder Viviane Sassen. “Toen we begonnen in 2002 gaven we nog geen shows. We dachten laten we eerst maar eens verkopen voordat we geld gaan uitgeven. Maar vanaf het begin hebben we wel mooie modefoto’s laten maken”, zegt Truus Spijkers.

Truus en Riet Spijkers hebben inmiddels een paar afspraken achter de rug met medewerkers van Modekern. Die toonden ook interesse in jaarcijfers, prijsberekeningen en productieboeken. Zelf vinden de zussen dergelijke informatie minder boeiend, maar ze kunnen zich voorstellen dat het nageslacht bijvoorbeeld nieuwsgierig is naar hun allereerste order – die ze natuurlijk trots bewaard hebben. Maar de behoefte om jaarcijfers openbaar te maken, terwijl ze nog volop in bedrijf zijn, hebben ze niet. “ Dat is meer iets voor als we er niet meer zijn.”

Truus en Riet zijn trots dat hun werk wordt gearchiveerd. In hun FIA-studietijd bezochten ze het depot van het Centraal Museum in Utrecht met werk van Fong Leng, Puck en Hans en couturiers als Frank Govers en Max Heymans en ook Franse couture-japonnen. Niet dat ze destijds ergens specifiek op letten, maar het viel op dat de buitenlandse couture duidelijk veel verfijnder was dan de Nederlandse.  Ook interessant vonden ze de inspirerende kleuren en handwerktechnieken die je tegenwoordig nauwelijks nog ziet.

Het Geldsers Archief bezochten ze onlangs om oude bouwtekeningen van hun atelier in de 1e Wijkstraat op te vragen. “Geweldig, ik geniet daar echt van. Op archieven mag echt nooit bezuinigd worden.” Beiden zijn ook gek op de plaatselijke bibliotheek waar ze vaak boeken uit het archief laten halen. “Echte boeken vasthouden, dat is veel interessanter dan internet, al kun je daar ook veel vinden.”

Voor hun Specsaver-brillencollectie uit 2010 bezochten ze in Italië een particuliere “verzamelfreak met supermooie brillen” die een eeuwenoude collectie bleek te hebben. “We hebben daar enorm veel profijt van gehad, het was een enorme inspiratiebron.”

Zelf hopen de zussen dat hun archief vooral inspiratie biedt vanwege hun stijl die gekenmerkt wordt door een rijk gebruik van kleurvlakken en een bijzondere snit. “We zijn uniek vanwege de ‘vorm volgt functie’-wijze waarop wij dingen maken”, zegt Truus. “In onze ontwerpen plaatsen we een zak, decoratie of kleurvlak altijd met een reden. De gangbare zij- en coupenaden werken we altijd weg. Met onze ingenieuze patronen onderscheiden we ons van andere ontwerpers.”

Moeite met afstand nemen van hun werk hebben ze helemaal niet. “Alles wordt beter bewaard dan dat we zelf kunnen, en bovendien blijft het ons eigendom, en kunnen we er altijd bij. De kleding blijft bij ons, en eigenlijk is dat best praktisch, want regelmatig halen we ontwerpen uit de opslag om te kijken hoe we iets hadden gedaan.”

Eerder gepubliceerd in Design.nl Magazine www.modekern.nl

Gerelateerde Artikelen:


Reageren is niet (meer) mogelijk.