Top menu

Afgestudeerd: en nu naar Londen of Parijs

7 modeacademies

90 afgestudeerde modeontwerpers

5 plooirokken

925 outfits, ongeveer dan

6500 bezoekers minstens

1 konijn

3 duurzame collecties

1 kindercollectie

13 mannencollecties

25 mannen in rokken

1 badpak

6 paar pennyloafers

1 valpartij (weer die schoenen)

Op alle zeven Nederlandse academies waren de laatste weken afstudeershows. Wat houdt de jonge generatie modeontwerpers bezig?

Je bent goed bezig als ontwerpers na de show je modellen de kleding niet meer willen uittrekken. Pablo Londono Sarria wijst naar een baggy kuitbroek met rafels. “Zie je die stukken roze geruite tweedstof die ik op de pijpen heb genaaid, Chanellerig hé? Hij vond het tweedstofje op de Dappermarkt. De met plastic gecustomizde sneakers die al zijn modellen dragen, komen van het Waterlooplein. Spectaculair is het verhaal achter een kort, oranje jack. Het suèdeleer is van een afgedankte stoel, de oranje binnenkant van de capuchon was de voering van een bomberjack. De steekzakken zijn afgezet met stroken donkerbruin krokodillenleer. “Mijn eigen portemonnee heb ik hier voor opgeofferd.” Verder zitten er in Pablo Londono Sarria’s afstudeercollectie enkele oversized gebreide truien met ingebreide of geappliceerde vogels, een monnikenwerk om te maken. Het totaal is een coole sportswearcollectie, die niet te vergelijken is met wat al bestaat.  Dat vonden de modellen ook, want die wilden zijn kleding het liefst meteen mee naar huis nemen.
Wojciech Dziedzic, docent Rietveld Academie, kijkt backstage goedkeurend toe. “Wie afstudeert moet met iets nieuws komen. Laat zien wat je sterkste kant is. Pablo heeft een fashion statement gecreëerd door borduren en andere oude arbeidsintensieve technieken te combineren met rotzooi.”

“Je moet studenten prikkelen”, zegt Dziedzic terwijl hij een prikbeweging maakt. “Doe je dat, dan krijg je iets terug.” Wat Dziedzic, die ook les geeft aan de Central St. Martins School of Art & Design in Londen, niet graag ziet is studenten die vluchten in textiel. “Ze moeten met mij in dialoog staan, maakt niet uit waarover. Waar kunnen ze hun gedachten niet van afhouden, waar sta je? Daar moeten ze op doorgaan.”

Wat houdt de jonge generatie modeontwerpers bezig?  Hoofddocent Gerdi Esch van de Koninklijke Academie van Schone Kunsten in Den Haag ziet de mode in het algemeen al flink wat jaren stagneren. Daar wil ze eerlijk over zijn. De laatste grote modeontwikkelingen vonden plaats in de jaren tachtig en negentig, met Japanners als Yohji Yamamoto met hun zwarte lappenmode en de Belgen zoals Martin Margiela die alle patronen en vormen ter discussie stelden.

Zulke hemelbestormingen zie je tegenwoordig niet op de catwalks, maar toch zijn er wel degelijk enkele ontwikkelingen gaande. Zo signaleert Gerdi Esch een hang naar handwerk. “Volgens mij een reactie op de commerciële overvloed en het marketinggeweld”, zegt Esch die ook een zekere mate van vrolijkheid constateert.

Dat klopt. Ook tijdens de zeven afstudeershows was er, op een enkele uitzondering na, geen zweem van zwaarmoedigheid te bekennen.

De show in Arnhem was een explosie van kleur, met fel oranje met stip op nummer 1, gevolgd door knalgeel en kobaltblauw. Van de tweeëntwintig ArtEZ studenten vibreerden de collecties van Magnus Dekker (kakelbont), Sanne Schepers (geel en rood in dezelfde rok), Annemarie Keizers (appelgroene lange rok – heel veel lange rokken trouwens in Arnhem) en Marius op ’t Eynde (kobalt blauwe jassen).

Te veel gezien, met name op de Rotterdamse Willem de Kooning Academie, de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en het Amfi in Amsterdam: meters dunne niet-verhullende voile stoffen. Meestal gedrapeerd tot jurken, maar bijna nooit op een verfrissende manier.

Bij het Amfi waren de vele suikerzoete collecties met lingerie-invloeden al evenmin vernieuwend. Veel studenten toonden niemendalletjes waarin het lijf te bewonderen viel. Peter Leferink, hoofdmode Amfi, interpreteert die ontwikkeling als een hang naar intimiteit. “Studenten gaan helemaal op in sociale netwerken, echte contacten hebben ze niet. Er is dus behoefte om het lichaam te exposeren, om iets te laten zien.” Leferink ziet dat zijn studenten in het tweede en derde jaar er ook mee bezig. “Doe dan maar denk ik, als iets zo sterk is, dan stop ik het niet.”

VANDAAG IN HET PAROOL

Magnus Dekker (21). ArtEZ Arnhem.

Mijn collectie is antiminimalistisch. Ergens zijn al die primaire kleuren die ik heb gebruikt best lelijk, maar ik ben klaar met het minimalisme en zwart. Ja, er zitten wel erg veel ideeën in mijn collectie, het is een mash-up. Ik meng graag stromingen en ideeën. Uitgangspunt voor mijn collectie waren foto’s van hysterisch uitgedoste voetbalsupporters in vlaggen met opgeverfde gezichten. Dat heb ik gecombineerd met ‘award ribbons’. Dat zijn sjerpen zoals bijvoorbeeld de koningin die draagt. De kleuren, de manier van hoe ze gestrikt zijn, vind ik mooi. Sjerpen en voetbalsupporters zijn totaal tegenovergestelde dingen, maar ik zag overeenkomsten in kleur en uitbundigheid.

De sjerpen zijn weggelegd voor weinig mensen, terwijl voetbalsupporters zich massaal overgeven en hun best doen voor een club, of hun land, dat is voor hen de ultieme confirmatie. Zulke tegenstellingen zie ik ook terug in mode. Enerzijds wil je een stijl ontwikkelen, maar stiekem ook bij een groep horen. Dat ergens bij horen – denk maar aan de voetbalsupporters – kan ook heel mooi zijn.

De volumineuze jassen heb ik enerzijds geïnspireerd op de doorgestikte Nickelson jassen, maar ook op de jaren tachtig dekenjas, bekend van de Franse ontwerper Jean Jaques de Castelbajac, bij hem heb ik in Parijs stage gelopen.

Ik ga nu naar Londen. Ervaring opdoen, dat is echt superbelangrijk in de mode. Maar eerst meedoen met de Frans Molenaar Prijs. Uiteindelijk wil ik een eigen label, maar haast heb ik niet.”

Lotte Mostert (24). Koninklijke Academie van Schone Kunsten Den Haag

“Mijn ontwerpen komen vrij streng over. Ze stralen autoriteit uit. Het idee voor mijn afstudeercollectie heb ik opgedaan in Antwerpen waar ik stage heb gelopen bij Veronique Branquinho en Haider Ackermann. In Antwerpen raakte ik gefascineerd door de orthodoxe Joodse mannen die daar veel op straat lopen.

Ik vond het een boeiend gegeven; ze zijn erg zichtbaar in hun opvallende kleding, terwijl hun werkelijke identiteit verborgen blijft. Hetzelfde geld voor gelovigen als nonnen. Uiteindelijk heb ik mijn onderzoek gericht op religie in het algemeen. Het kruis komt terug in mijn weefsels en breisels die ik zelf heb laten maken. Als je het niet weet, kun je niet zien dat ik me heb laten inspireren door het geloof. Dat wilde ik niet, omdat geloof iets heel zwaars is, en zoals bijvoorbeeld het Joodse geloof heel gesloten is. Ook letterlijk, alles wat je draagt moet van boven tot onder worden gesloten met knoopjes. Mijn blouses zijn daarom tot bovenaan gesloten, de lange rokken hangen ook helemaal ‘dicht’.

Ik bereid me nu voor op de Lichtingshow (show waar veertien modestudenten aan meedoen). In september vertrek ik naar Antwerpen, daar ga ik werken bij Haider Ackermann. De truien uit mijn collectie ga ik op kleine schaal produceren. Een eigen collectie is geen ambitie, tijdens mijn stages heb ik gemerkt dat ik de enorme verantwoordelijkheid die het twee keer per jaar showen van een collectie met zich meebrengt niet wil dragen.”

Bram van Diepen (22) AMFI.

“Een vriend van mij is stylist en heeft een groot kledingarchief. Om ideeën op te doen voor silhouetten heb ik verschillende kledingstukken bijeen gezocht en ondersteboven aangetrokken, binnenstebuiten en over elkaar heen. Uiteindelijk ben ik uitgegaan van legerkleding uit de jaren veertig, gemixt met American football sportkleding. En het idee van jongens die op weg zijn naar volwassenheid. Die zoektocht is terug zien in mijn gebruik van contrasterende stoffen zoals dun chiffon, glimmende paillettenstof, maar ook leer en stijf neopreen waarop ik zijdestof heb geplakt, en een stoere jas van heb gemaakt.  Als ik ‘vrouwelijke’ materialen gebruik, zorg ik dat mijn ontwerpen mannelijk zijn, geen gewaden die vrouwen ook passen.

Ik heb ook veel verschillende materialen gebruikt omdat ik wil laten zien dat ik veelzijdig ben en goed met materialen kan werken. Afwisseling zit ook in de broeken die contrasteren. Ik heb ze van heel strak gebreid van elastiek en van clean leer, maar ook een wijde rokachtige bermuda en een broek met net te korte pijpen en vlekkenprint.

Ik wil graag door studeren voor een master aan het Parijse Institute Francaise de la Mode. Ik ben daar eerder langs geweest, maar toen vonden ze me te jong. Dat was voordat ik mijn afstudeercollectie af had. Nu wil ik graag stage lopen bij Lanvin, prachtig wat Lucas Ossendrijver doet. Ik ga mijn best doen om daar te komen, maar eerst met Lichting meedoen.”

Gerelateerde Artikelen:


Reageren is niet (meer) mogelijk.