Top menu

Stylist Geke Hendriks: “Als je in 1985 zei dat je de mode in ging, kon je meteen een uitkering aanvragen.”

Styling. Zonder stylisten zou er geen modeblad bestaan, en veel mensen voor gek lopen. Kortom een onderschat vak. Dat werd onlangs benadrukt tijdens een van de rondreizende Firestarters talkshows toen gespreksleider Aynouk Tan de schijn wekte dat bij styling geen vakmanschap komt kijken. Gast, en stylist Sonny Groo was te verbaasd om te reageren.

Een interview met Geke Hendriks, ruim vijfentwintig jaar stylist voor onder andere voor Bare Metal, Vanguard, Cast Iron, Tripper en PME Legend

Bijna dertig jaar geleden, tijdens haar studie aan de Vogue Academie in Amsterdam, ontdekt Geke Hendriks dat ze stylist wil worden. Ze wordt opgeleid als ontwerpster, verder gaat het stylingvak destijds niet. Na haar afstuderen in 1985 probeert ze het een paar weken als ontwerpster, maar boeien doet het niet. Als stagiaire begint ze met freelancen bij Knip, dan een van de weinige modebladen naast de glossy Avenue, de trendy Avantgarde, en chique Elegance. “In 1985 was het crisis, erger dan nu. Als je zei dat je de mode in ging dan was je gedoemd, kon je meteen een uitkering aanvragen. Je was goed gek als je voor mode koos, werk was er niet.”

Kun je een beeld schetsen van toen je begon als stylist?

“Een moderedactie bestond uit drie of vier mensen, zij deden alle producties. Er waren wel wat freelancers – lang niet zo veel als nu – en die werden voor kleine producties of modenummers gevraagd. Via een vriendin die als assistent bij een reclamefotograaf werkte, rolde ik de reclame in, daar begonnen ze te experimenteren met styling. Maar werken voor reclame was destijds not done. Ga je voor Wehkamp werken?, zeiden collega’s dan als ik daarvan een opdracht had gekregen. Het was wel heel commercieel, maar het verdiende goed. Nog steeds betalen redactionele producties minder dan commercieel werk.”

Wat is de grootste verandering op je vakgebied, styling?

“De manier van communiceren via mail, mobiele telefoon en de digitalisering in het algemeen is van invloed geweest op fotografie en productie. Redactioneel en commercieel is veel dichter bij elkaar komen te liggen. Vroeger was een idee voor een modeproductie heilig, je hoefde geen concessies te doen, het ging om een creatief proces. Nu moet er rekening worden gehouden met adverteerders van wie je kleding verplicht moet gebruiken. Er wordt gedacht: dit is de doelgroep zo moet je het doen, er is meer discussie. Op zich is dat best goed, maar wel jammer voor het creatieve proces. Dat tijdschriften vaak veel van te voren vastleggen beperkt. Ik vind een redactionele productie toch een uiting van creativiteit waarbij de visie van een blad belangrijk is. Wat me ook opvalt, iedereen kijkt heel erg naar de ander. De eigen identiteit verdwijnt hier en daar.”

Welke ontwikkeling in de mode heeft jou de laatste 15 jaar verrast?

“Waar ik heel blij van wordt is dat sinds tien jaar Nederland het internationaal steeds beter doet – op gebied van modellen met destijds Karen Mulder, op het gebied van fotografie met Inez van Lamsweerde en Vinoodh Matadin, en bij de ontwerpers Viktor & Rolf. Vroeger keken we eigenlijk alleen maar naar het buitenland. Doorzetters kunnen ver komen dus. Natuurlijk, je moet knokken, maar de weg is beter begaanbaar. Er is meer waardering en begeleiding. Je hoeft niet meer alles zelf uit te vinden.”

Het aantal stylisten is de afgelopen jaren flink toegenomen.

“Het vak styling wordt nu gewaardeerd. Vroeger was daar geen opleiding voor, je groeide in het vak en moest altijd uitleggen wat het inhield, niemand wist dat. Ik ben blij dat het een volwaardig vak is geworden, al vind ik het nu wel doorslaan. Iedereen die denkt dat ze leuk kunnen shoppen en zich zelf leuk kunnen aankleden noemt zichzelf stylist.

“Naar het voorbeeld van stylisten die in het buitenland sterren stylen, heb je nu ook bij ons stylisten die bn’ers aankleden.Vaak zijn dat mensen die dat werk al jaren doen. Jongeren die dat ook willen doen zien alleen de glamour en de publiciteit die het oplevert en vinden dat aantrekkelijk. Het lijkt zo makkelijk, even een winkel in en wat jurkjes lenen. Ga toch een opleiding doen, dan merk je dat het stylingvak verdomd tegenvalt.”

Wat is je grootste misser geweest in de afgelopen vijftien jaar?

“Een megablunder heb ik nooit gemaakt. Ja, ik nam op reis weleens een verkeerd kledingstuk mee, maar daar kun je achteraf om lachen. Wat ik echt heel jammer vind is dat ik vroeger niet brutaler was. Ik had toen naar het buitenland moeten gaan. Wat me heeft weerhouden is dat ik in Nederland altijd veel werk heb gehad. En ergens durfde ik het gewoon niet. Verschuilen kan ik me niet, volgende generaties is het wel gelukt. Ik denk wel dat de weg nu makkelijker is. Maar dat is achteraf gepraat.”

Hoe zorg je dat het vak boeiend blijft?

“Als je lang bezig bent loop je het gevaar dat je denkt: Oké ik heb alles gedaan. Ik zoek verdieping in het vak, ga verder dan shoppen en stylen voor opdrachtgevers. Ik denk nu mee met concepten. Ik ben docent en geef mijn ervaring door en begeleidt denkpatronen vanuit mijn knowhow. Ik praat met jongeren die nog niet zo lang bezig zijn over het vak. Ik blijf open staan, ik probeer alles bij te houden, kijk naar uitdagingen en let op dat ik niet op de automatische piloot ga rondlopen.”

Wat vind je een mooie modeprestatie van de afgelopen 15 jaar?

“Ik ben twaalf jaar geleden als freelancer terechtgekomen bij het bedrijf Pall Mall Clothing, met aanvankelijk Pall Mal als enige merk. Het bedrijf heet nu Just Brands, en het is misschien wel het grootste jeansbedrijf van Nederland met de merken Bare Metal, Vanguard, Cast Iron en Tripper. Pall Mall heet inmiddels PME Legend. Dat is een mooi succes en ik heb er veel kansen gekregen. Ik werk nu voor alle merken. Voor Just Brands style ik brochures en denk mee met commercials.

“Mooie, geslaagde Nederlandse concepten vind ik G-Star, DEPT, Vanilia en Scotch & Soda. Jammer dat goede tijdschriften zoals Dutch en Dif zijn verdwenen.”

Vrees je de crisis?

“Daar heb ik twee jaar geleden wel last gehad, ik ben klanten kwijtgeraakt. De budgetten zijn gekort, ik heb het kunnen opvangen door mijn netwerk, en kom  aardig door de crisis heen. Maar ik zeg altijd: “Ik ben een heel verwend meisje geweest dat met grote budgetten heeft kunnen werken en de wereld heeft rond  gereisd.” Nu doe ik een stapje terug, maar ik weet zeker dat het weer goed komt. De mogelijkheden zijn groter geworden en het is niet zo dat als je ouder wordt afgeschreven bent. Wel wil ik sommige dingen niet meer doen. Als je werkt vanuit bezieling dan kom je vanzelf op een plek die bij je past.

“Hoe meer energie je er in stopt, hoe meer je er uithaalt. Ga je er 100% voor dan vind je wel een plek. Je moet niet meteen denken dat de rode loper uitgerold wordt, en dat je mega veel gaat verdienen. Met styling krijg je niet dat kasteel met een wagenpark voor de deur, zeg ik altijd tegen de studenten, dan moet je iets anders gaan doen.”

Wat verwacht je van de toekomst van jouw vakgebied?

“Ik verwacht dat styling een beter vak wordt, en dat de crisis het kaf van het koren scheidt. En dat er meer wordt gevraagd van een stylist, bijvoorbeeld conceptmatig meedenken. Het heel snelle werk verdwijnt natuurlijk niet. Er zal meer naar imago en duurzaamheid gekeken worden.”

Nog vijftien jaar erbij?

“Dan ga ik precies met pensioen! Het zou leuk zijn, ik zie mezelf niet meer met al die tassen door de stad sjouwen. Ik heb twee doelen. Ik hoop dat ik nog lang door kan gaan met dit werk, maar ik ben ook een hondenliefhebber, ik zou ook verder kunnen gaan met een kennel.”

Dit interview – en meer verhalen –  staat deze maand in LINK, het modevakblad dat dit jaar 15 jaar bestaat.

Gerelateerde Artikelen:


, , , , ,

Reageren is niet (meer) mogelijk.