Top menu

Nederlands debuut op New Yorkse modeweek

Van Dries Van Noten naar het volslagen onbekende Sies Marjan. Sander Lak verruilde in 2015 Antwerpen voor New York waar bij als creatief directeur de kans heeft gekregen een luxe modelabel te starten. Sies Marjan debuteert zondag op de New Yorkse Fashion Week.

Lak studeerde in 2007 af aan ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten Arnhem. Twee jaar later, na het behalen van zijn postdoctorale masteropleiding (MA) aan Central Saint Martins College of Art and Design in Londen kon hij meteen aan de slag als mannenmodeontwerper voor 3.1 Philip Lim, en daarna bij Balmain. Sinds augustus 2010 werkte Lak voor Dries Van Noten.

Een aantal jaar geleden interviewde ik Sander in Amsterdam, hij was toen een van de juryleden van modeprijs Lichting, en had het toen al ver geschopt. Waarom Lak wel en zoveel andere modeontwerpers niet? Dat snap je na het lezen van dit interview.

Je bent afgestudeerd in Arnhem, hoe ervoer jij je studie?
“Arnhem was een heel goede tijd. Ik begon als een nul, wist niet eens hoe een naaimachine aanmoest. Ik wilde aanvankelijk helemaal geen mode studeren maar naar de filmacademie. In vier jaar heb ik alles geleerd wat je kon leren. Ik was erg leergierig, wilde alles weten; van wie ergens het hoofd pr is tot het hoofd van LVMH. Voor mij is dat basic modekennis. Ja, ik denk wel dat ik hierin op school een uitzondering was.
Ik had les van Alexander van Slobbe, niet per se een goede leraar, maar ik keek tegen hem op, dat eiste hij ook. In mijn geval werkte dat, ik heb iemand nodig die ik net die extra tien procent op die honderd procent geef om te laten zien wat ik kan.
Op school leer je niets over marketing, dat is ook niet nodig, maar over productie had ik wel meer willen leren, bijvoorbeeld dat een productieteam zorgt dat een collectie in de winkels komt, en dat zij stoffen en fournituren regelen. Eigenlijk, zo ontdekte ik, is hun werk belangrijker dan wat ik doe, de kleding komt anders nooit in de winkel.”

Was Arnhem vergelijkbaar met je studie in Londen?
“Totaal niet. Om te beginnen werken mensen op St. Martins individueel, niet klassikaal. Een klas begint met vijfenveertig studenten, een mix van studenten mannenmode, vrouwenmode, print, knitwear, textiel, accessoires en modejournalistiek. Na zo’n anderhalf jaar studeren er twintig af.
Ik studeerde mannenmode en had in het eerste jaar als docent ontwerper Peter Jensen die ik wekelijks zag. Je mag, als je denkt dat het bij je collectie past, ook afspraken maken met andere docenten van bijvoorbeeld knitwear. Hoofddocent mode is Louise Wilson. Het eerste jaar bemoeit zij zich niet echt met je en hoor je haar alleen schreeuwen tegen de tweedejaars. Zo wordt de spanning opgebouwd. In het tweede jaar heb je wekelijks – of vaker – afspraken met haar.
Afstuderen was een heel zwaar proces. Ik kwam er toen pas achter waar ik goed in was. En dat was iets anders dan dat ik daarvoor deed.”

Veel afgestudeerden ambiëren een eigen label, verstandig?
“Met alleen een bachelor moet je wel een erg extreem talent zijn om klaar te zijn voor een eigen label. Ik ben nu twee jaar aan het werk, heb zes jaar gestudeerd en een MA en nog steeds het idee dat ik nog helemaal niets weet! Het ontwerpen heb ik onder de knie, maar de productiekant blijft ingewikkeld.
Ik wilde zelf ook een eigen label, maar halverwege St. Martins realiseerde ik me dat ik daar helemaal niet klaar voor was en liever in een beschermde omgeving dingen leerde.”

Was het niet lastig meteen na je afstuderen je eindexamencollectie los te laten?
“Ja, dat was raar. Toen ik bij Balmain begon, bestond er geen mannencollectie en was de opdracht kleding te ontwerpen die paste bij de Balmainvrouw. Mijn werk bij Balmain kwam niet uit mijn eigen werk voort, en had er totaal niet mee te maken.”

Wat was dan de reden om de baan te nemen?
“Ik wist dat het ver van me af zou staan en ik wilde leren. Ik vind het te makkelijk om dingen te doen die ik al kan, zoals een schets maken die in een keer klopt, daar leer ik niets van.
“Ik heb het moeilijk gemaakt voor mezelf. Waar ik hard tegen aanliep is dat er dingen waren die heel logisch waren in de visie van Decarnin (Balmains art director) maar die ik anders zag. Fouten waarvan ik van leerde.

Het viel modejournalist Sarah Mower op dat op Lichting 2010 geen enkele collectie de tijdgeest van leeftijdgenoten weerspiegelde, ben je het daar mee eens?
“Het klinkt ietwat oubollig. Mogelijk is er sprake van een generatiekloof? Mode kwam inderdaad ooit vooral van de straat, maar de industrie is nu anders, groter en gestructureerder. Ja, het zou natuurlijk geweldig zijn als er een ontwerper komt als Vivienne Westwood die straatmode op de catwalk brengt, en weer terug naar de straat.
Wat ik miste, en dat bedoeld Sarah vast ook, waren ontwerpers met een eigen visie. Laat zien wat er onder vrienden leeft, en haal ideeën niet alleen uit bladen. Ik zag kopieën van Céline, Alexander McQueen en Viktor & Rolf. Zouden docenten daarvan niet op de hoogte zijn vraag ik me dan af?”

Volg mij op instagram @georgettekoning

Gerelateerde Artikelen:


Reageren is niet (meer) mogelijk.