Top menu

Veronique Branquinho:” Ik wil het niet meer alleen doen”

“Ik dacht er komt geen kat!” Veronique Branquinho (42) vertelt het alsof het gisteren gebeurd is. Bijna twintig jaar geleden was de Vlaamse ontwerpster er van overtuigd dat er niemand zou komen naar de show die ze in een krakkemikkige Parijse nachtclub gaf. Maar het was een doorslaand succes en haar naam was in één klap gevestigd.

De poëtisch erotische vrouwelijkheid die het werk van Veronique Branquinho sinds haar afstuderen in 1995 kenmerkt is nog altijd aanwezig. Net als de liefde voor het klassieke, authentieke stoffen en de aandacht voor techniek. De Veronique Branquinho broek zit perfect.
Verder is er veel veranderd voor de ontwerpster die nog maar 24 jaar oud is als ze doorbreekt, en in 2009 zich gedwongen ziet haar vennootschap te liquideren. Branquinho verdwijnt van het modetoneel, tijdelijk gelukkig. “Ik was wel even klaar met alles, het is goed geweest, dacht ik. Laat ik maar iets anders gaan doen.”
Ze gaat veel reizen. Na dik twee jaar krijgt ze toch weer zin om te creëren. Plus: “Ik werd net 40 en voelde dat ik toch nog een verhaal te vertellen heb.” Eén ding wist ze zeker: “Ik wil het niet meer alleen doen.”

Veronique Branquinho heeft sinds 2012 een partnerschap met de Onward Luxury Group (OLG), een bekende Italiaanse fabrikant die onder andere ook produceert voor Rochas en Jil Sander. “Mijn Italianen”, noemt Branquinho OLG liefkozend. De verhouding is duidelijk. Branquinho is creatief en ontwerpt kleding en schoenen, OLG investeert, verkoopt en levert. Een verademing voor de ontwerpster.

Branquinho woont en werkt sinds de sluiting van haar bedrijf niet meer in Antwerpen, maar in Schiplaken, tussen Antwerpen en Brussel. Midden in de natuur. Naast haar witte blokkerige jaren zeventig bungalow, bouwde ze nog een “spiegelblokje”: een kantoor met ramen tot de grond en spiegels aan de muur waarin omringende bomen weerspiegelen.
Branquinho is zelf de vrouw waar ze voor ontwerpt. Een type dat dicht bij de natuur staat, “gegrond is als een boom”, en niet bang is om zowel haar donkere als haar romantisch kanten te tonen. “Tegenstrijdig. Zo is het leven gewoon”, zegt Branquinho.

Op verzoek van Veronique Branquinho vindt het interview plaats in het Antwerpse café Hopper, tegenover het Museum van Schone Kunsten. Branquinho drinkt er sinds ze niet meer in Antwerpen woont regelmatig een koffietje. Hopper is een kaal café als een kantine. Van opsmuk houdt ze niet. Ze gaat onopvallend opvallend gekleed in een perfect zittend donkerblauw broekpak van eigen signatuur. Klassiek gezicht, vriendelijke ogen, schouderlang haar, bleek gelaat. Naar mate het interview vordert kleuren de konen rood.
Dat ze een überhaupt een interview geeft is vrij bijzonder. “Ik vind het fantastisch uitgebreid te kunnen praten, maar in de eerste plaats gaat het bij mij toch over mijn werk. Mode is een taal die voor zichzelf kan spreken en geen woorden nodig heeft. Ik krijg het niet zo goed gezegd als ik het ik het kan tonen.”

Het moeten experimentele creaties zijn geweest, de kledingstukken die Branquinho als tiener zelf maakt. Want moeder Branquinho wil niet meer naast haar lopen. Veronique Branquinho groeit op in het industriële stadje Vilvoorde bij Brussel. Moeder is verpleegster, vader arbeider en afkomstig uit Portugal. Als kind is ze creatief, tekent en doet serieus aan ballet. Vilvoorde vindt ze vreselijk, oersaai. Venster naar de buitenwereld is televisie, vooral muziekzender MTV met bijvoorbeeld George Michael in de clip van Freedom (1990) omringd door supermodellen als Naomi Campbell en Cindy Crawford gekleed in sexy niemendalletjes van jaren tachtig modester Thierry Mugler. Via de Franse televisiezenders kijkt ze modeprogramma’s. Dé mode-ontdekking is BAM, een modeblad dat Belgische mode promoot, waaronder de Zes van Antwerpen, de eerste generatie succesvolle Belgische ontwerpers zoals Dries Van Noten. “Zij maakten mode die compleet anders was dan ik kende, geheel eigen, en niks glamour als Mugler. Ik besefte toen dat ik zelf ook ooit iets zou kunnen doen, op een eigen manier.”
Branquinho is vastberaden, ze móet en zal naar de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, waar ook de Zes vandaan komen. Van haar ouders, die haar liever vertaler zien worden, krijgt ze één kans, mislukt die, dan gaat de geldkraan dicht. De academie blijkt een verademing. “Ik dacht, wauw, er bestaan meer mensen zoals ik.”

Als student helpt ze in Parijs bij shows van haar helden, de Belgen. Modellen aankleden, last-minute pailletten plakken, een fantastische tijd. Mijmerend: “Er was ruimte voor imperfecties… toen vonden klant en pers een show in een slecht verlichte ruimte niet raar. Nu wil iedereen front row zitten, kost een show even veel als een villa. Hoe moet iemand die klein en onafhankelijk is de competitie aangaan met grote modehuizen? Want dat wordt verwacht, al is het niet reëel.”
Na haar afstuderen in 1995 stuurt ze haar eerste sollicitatiebrieven richting de Belgen, ze krijgt ze nul op rekest. Branquinho heeft op dat moment een relatie met Raf Simons, hij is druk bezig met het opstarten van zijn mannenlabel. “Misschien wilden ze niet iemand aannemen die de partner was van een andere ontwerper.”
Wie haar wel benadert is Edouard Vermeulen van modehuis Natan, nu befaamd als couturier van Máxima. “Dat eerste jobke was eigenlijk niet zo’n succes. Ik werd gedropt in een Brussels bourgeois herenhuis aan de Avenue Louise. Mijn wereld was dat niet.”
Na twee maanden komt Branquinho via Linda Loppa, voorvechtster van de Belgische mode, terecht bij het Italiaanse Miu Miu, een dan opkomend merk opgezet in 1993 als tweede lijn door Miuccia Prada. Gekleed in extreme kleding, wit geschminkt, valt ze in Milaan op tussen de kokette Italiaanse madonna’s. Als na drie maanden haar Miu Miu-contract niet verlengd wordt, geeft de Belgische fabrikant Gysemans, die ook Raf Simons’ collecties produceert, haar een kans.
In maart 1997 gaat ze naar Parijs, met een vriendin, Raf, een tafeltje en een kleine collectie om die tijdens de modeweek te presenteren. “Ik was een jonkie van 24 jaar en ik dacht ik zie wel.” De gebaande paden wil ze niet bewandelen. Dus geen geijkte show, geen stand op een modebeurs. Wel twee rekjes en dat tafeltje in een piepklein galerietje bij de Bastille. Zelf ontdekt. Branquinho hoopt op vijf klanten. Ze schrijft in drie dagen 25 orders. Toegeven: mede dankzij mond-tot-mondreclame van de invloedrijke Loppa. Lachend over de vele orders: “Ik zei nu moet ik dicht! Het werd me te veel.” Ook verontrustend is de terugkerende vraag: waar is show?
Een half jaar later volgt in een gruizige nachtclub toch die eerste show waarvan Branquinho dacht dat er geen kat zou komen. “Eind jaren negentig bieden weinig ontwerpers een meer eigentijds inzicht in leven en emoties van vrouwen dan Veronique Branquinho”, schrijft de toonaangevende New York Times modecriticus Cathy Horyn in een artikel over Belgische mode.
Tussen het begin van Branquinho ’s gouden tijd en het einde daarvan zit twaalf jaar. De sluiting in 2009 van haar zaak noemt ze een samenloop van omstandigheden, met enerzijds het begin van de crisis en mensen die het bedrijf verlaten, en anderzijds de opkomst van Russische klanten die maar blijven bestellen maar nooit betalen. En toen ging het fout. Berustend:“Ik had van nul iets opgebouwd. Het zijn zware lessen die je tegenkomt.”
Hoogtepunt in die tijd is een solo-expostie in MoMu, het Antwerpse modemuseum. “De tentoonstelling was een moment van stilstaan”, legt ze uit. “In de mode krijg je nooit de kans om efkes achterom te kijken. Wat heb ik verwezenlijkt? Je bent altijd met het volgende bezig. Daarom heb ik hoogtepunten altijd pas in retrospectief begrepen.”

“Ik ben weer een stap verder”, zegt ze na ons tweede kopje thee in Hopper. Enthousiast toont ze pas gemaakte foto’s van alweer de pre-zomercollectie 2016, inmiddels gepresenteerd in New York. De surrealistische foto’s van meisjes die als langwerpig fruit aan boomtakken hangen zijn gemaakt door Ronald Stoops, de make-up is van Inge Grognard. In België een bekend duo, met wie Branquinho in het begin van haar carrière samenwerkte, daarna lang niet. Het maakt haar blij: “Zo is de cirkel weer rond.”

Wat heeft de mode nog meer dat het leuk blijft? “Ik houd van het moment, van de creatie.” Toch: op de achtergrond blijft de haat/liefde-verhouding die ze voelt met mode. “Je begint idealistisch op een academie, maar in de mode, in tegenstelling tot muziek of schilderkunst, kom je direct in een keurslijf van een industrie. Maar allee, ik ben blij met mijn beroep.”
Branquinho vertelt dat ze haar collecties intuïtief ontwerpt. Voordat ze aan de wintercollectie 2015-2016 begon, viel haar oog op een gedichtenbundel van Emily Brontë. “Over vrouwen die zoekende zijn naar een leven dat groots en meeslepend is. Daar zocht ik vroeger ook na, ik wilde vooral geen ‘normaal’ leven.” Is ze op zoek naar stoffen, dan zegt haar gevoel: die wel en dat past niet in de collectie. Langzaam ontvouwt zich dan een verhaal. Als richtinggevende materialen voor deze winter koos ze de onverwachte combinatie tweed en flinterdun leer. De uitdaging is volgens Branquinho met een nobele, maar ook ouderwetse stof als tweed iets doen zodat het een eigentijdse twist krijgt. “Werk je een tweedjasje perfect af, dan krijg je een zware ‘madammenjasje. Voeg je een technische stof toe, zodat het lichter wordt, en laat je stukken onafgewerkt, dan ontstaat er een soort van easyness.”
Ontwerptechnisch visualiseert ze als een wiskundige vooraf de patronen. Op die manier schat ze in of iets ‘werkt’. Soms ziet ze wel eens van die zwierige, vage ontwerpschetsen van bekende ontwerpers. En daar moet een patronenmaker dan mee aan de slag? “Ik zou dan zeker weten dat ik iets terug krijg uit de fabriek dat niet goed zit.”

Tijd voor fouten met vier collecties en twee schoenencollectie per jaar is er niet, ook daarom werkt ze heel precies. Daar ga ik weer met mijn millimeters, denk ze dan. Over die vermaledijde zucht naar perfectie: “Ik zie mezelf soms bezig van een afstand en denk: Laat het passeren! Want ik kan struikelen over 2 millimeter. Ik blijf ‘foute’ dingen zien. Het is daarom dat ik doe wat ik doe, maar het maakt het leven ook moeilijk. Waarom zie ik het niet als iedereen? Mode heeft een imago van fun en lekker tof bezig zijn met kleren. Maar er zit zoveel werk in, in zo’n korte tijd.” Toch, vult ze aan, is er wel iets veranderd, zelf is ze milder geworden.
Of ze de ambitie koestert om ooit voor een beroemd modehuis te werken, zoals haar ex-Raf Simons, nu artistiek directeur bij Dior vrouwenmode? Immers, jaren geleden werd ze al eens benaderd. “Ik zal niet automatisch ja zeggen. Er moet een klik zijn. Maar het lijkt me fantastisch om eens te werken in de couture waar ik nu niet mee in aanraking kom. De vrijheid om dingen te laten uitvoeren die anders onmogelijk zijn.”

Eerder gepubliceerd in Elsevier Stijl – volg mij op instagram @georgettekoning

Gerelateerde Artikelen:


Reageren is niet (meer) mogelijk.